Juridische franchise successen
Deze editie van Franchise+ staat in het teken van succesverhalen binnen franchising. Ook op het juridische vlak zijn er de afgelopen periode diverse successen geboekt in de franchisebranche. Ik doel daarmee overigens in eerste instantie niet op individuele zaken, maar juist op onderwerpen die franchise-brede gevolgen hebben. Zaken die dus het individuele belang overstijgen.
Wat bijvoorbeeld te denken van het ‘Street One’-arrest dat begin dit jaar is gewezen door de Hoge Raad? Zoals bekend, oordeelde de Hoge Raad in dit arrest – kort samengevat – dat de rechterlijke macht de afgelopen vijftien jaar een onjuiste (lees: te zware) maatstaf heeft toegepast bij de beoordeling van franchisezaken waarbij de deugdelijkheid van de door de franchisegever verstrekte exploitatieprognose ter discussie stond. Dat de Hoge Raad na vijftien jaar alsnog ‘orde op zaken’ stelt binnen de rechtspraak is dan ook winst te noemen voor de gehele branche. U zult het immers met mij eens zijn dat – als het recht verkeerd wordt toegepast – er ook ingegrepen dient te worden. Het arrest biedt verder zowel franchisegevers als franchisenemers nadere handvatten om hun handelen vorm te kunnen geven in de precontractuele onderhandelingsfase. Eén en ander zal idealiter leiden tot meer gewaarwording binnen de branche. Gewaarwording hoe om te gaan met het verstrekken van exploitatieprognoses, maar vooral ook gewaarwording hoe het niet moet.
Verder kan gewezen worden op de toepasselijkheid van de Wet Acquisitiefraude op franchise. Volgens de Minister van Economische Zaken is voornoemde wet ook van toepassing op een samenwerking uit hoofde van franchise. Is er discussie over de deugdelijkheid van een exploitatieprognose die door de franchisegever is verstrekt, dan ‘klapt’ de bewijslast ‘om’ en moet de franchisegever bewijzen dat de prognose deugdelijk is in plaats van dat de franchisenemer moet bewijzen dat de prognose ondeugdelijk is. Ook dit moet in beginsel als positief worden beschouwd, omdat hierdoor de branche geprikkeld wordt om het allerbeste uit zichzelf te halen en eventuele excessen – die gepaard gaan met het verstrekken van ondeugdelijke prognoses – zoveel mogelijk te voorkomen. Geen ‘natte vingerwerk’ meer bij prognoses, maar deugdelijk werk dat moet leiden tot een langdurige en nauwe samenwerking tussen franchisegever en franchisenemer.
De tijd zal uiteraard moeten leren wat de effecten in de praktijk zijn van voornoemde ontwikkelingen. Blijken de effecten onverhoopt negatief te zijn voor de branche, dan is dat aanleiding om in te grijpen. Tot die tijd doet de branche er echter goed aan deze ontwikkelingen met een open houding tegemoet te treden, teneinde te komen tot een verbetering van franchising. Zodat de succesverhalen van volgend jaar zo mogelijk nog indrukwekkender kunnen worden!
Jan-Willem Kolenbrander
De Clercq Advocaten Notariaat