Inkoopprijzen; hoe vrij ben je als franchisegever?

Veel van de geschillen tussen franchisegevers en franchisenemers gaan over geld. In het merendeel van de gevallen zien de geschillen op niet behaalde prognoses. Recent is er een uitspraak gewezen door de Rechtbank Noord-Nederland, ten aanzien van de vraag in hoeverre de door de franchisegever berekende inkoopprijzen marktconform waren.

Het betrof in deze kwestie een franchisegever (partijgroothandel) die op grote schaal tegen lage prijzen drogisterij-artikelen verkocht. De franchisegever in kwestie had zo'n tachtig franchiseondernemingen. In de loop der jaren is de franchisegever steeds meer inkoopactiviteiten gaan verrichten die eerder aan een derde waren uitbesteed.

Kort en zakelijk weergegeven, zijn de franchisenemers van mening dat de door de franchisegever gehanteerde inkoopprijzen niet marktconform waren en dat daarmee de franchisegever tekortkwam in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de franchiseovereenkomst. Franchisenemers wensten een schadevergoeding te ontvangen.

De rechtbank moest de vraag beantwoorden of de franchisegever onterecht opslagen op de inkoopprijzen hanteerde, althans haar voorraden niet tegen marktconforme prijzen aanbood. Anders gesteld; konden de franchisenemers elders de producten tegen lagere prijzen inkopen? De franchisenemers baseerden hun stelling onder meer op het feit dat in de franchiseovereenkomst niet is bepaald dat het de franchisegever vrijstaat om een opslag op de inkoopprijzen als vergoeding voor de franchisegever zelf is overeengekomen. De rechtbank volgt de stelling van de franchisenemers niet en zij is van oordeel dat indien de franchisegever tegen marktconforme prijzen levert, zij niet tekortschiet, ook niet indien zij opslagen op de inkoopprijzen hanteert.

De vraag die dan resteert is of de prijzen die door de franchisegever worden gehanteerd, al dan niet marktconform waren. Onder marktconforme prijzen werd in dit verband verstaan prijzen die overeenkwam met die van andere aanbieders.

De rechtbank komt uiteindelijk tot het oordeel dat de franchisenemers onvoldoende hebben onderbouwd dat er andere leveranciers waren die "continue een vergelijkbaar assortiment als de franchisegever zouden hebben kunnen leveren tegen (duidelijk) lagere prijzen"1.  Het is onvoldoende, zo overwoog de rechtbank, dat andere leveranciers op verschillende momenten en voor een beperkt aantal producten voordeliger prijzen hadden.

Alhoewel de franchisenemers in deze zaak niet in het gelijk zijn gesteld, kan hier wel een les uitgetrokken worden. Als franchisegever moet je er voor zorgen dat de gehanteerde inkoopprijzen daadwerkelijk marktconform zijn. Als franchisenemers zouden kunnen hebben aangetoond dat andere partijen continue dezelfde producten - en derhalve niet slechts een deel - tegen een lagere prijs zouden kunnen aanbieden, zouden zij wellicht wel kans van slagen hebben gehad in deze procedure.

Myrthe S.J. Steenhuis
Köster Advocaten N.V.
T. 023-5125025
e-mail: steenhuis@kadv.nl

1  ECLI:NL:Rechtbank Noord-Nederland,9 september 2015,4271

Franchise+ Franchiseplus
Redactie