Een gewaarschuwd franchisenemer telt voor twee

Voor veel franchisenemers in spe markeert de ondertekening van de franchiseovereenkomst het begin van een bestaan als zelfstandig ondernemer. Anders dan geldt voor een werknemer, of een handelsagent, is er (vooralsnog) geen specifiek wettelijk kader waaraan de beginnend franchisenemer bescherming kan ontlenen. Afhankelijk van de franchiseformule krijgen franchisenemers in de regel een dik juridisch franchisecontract voorgeschoteld. Afwijking daarvan is niet mogelijk, althans deze onmogelijkheid wordt door de franchisegever gemeld. Het begin van ondernemerschap levert kortom niet direct de vrijheid op, die daarvan mogelijk wel wordt verwacht. Er is vrijheid om te ondernemen, maar wel binnen de door de franchisegever gestelde kaders.

Vaak wordt de franchisenemer direct geconfronteerd met ondernemersbeslissingen en investeringen. De franchisegever verlangt een vergoeding in het kader van een voorovereenkomst. De franchisenemer is een entree fee verschuldigd. Er dient getekend te worden voor een (onder)huurovereenkomst en een bankgarantie moet worden gesteld. Er moeten investeringen worden gedaan in het kader van verplichtingen onder het franchisecontract. In sommige gevallen zal de franchisenemer een financieringsovereenkomst sluiten voor investeringen. Vanzelfsprekend hoort daar een onderbouwd businessplan bij. Financiering kan via een bank, maar ook crowdfunding is in opkomst. 

Vanzelfsprekend wil ik in deze column geen pleidooi houden tegen franchising. En al helemaal niet toekomstig franchisenemers afhouden van dat ‘ondertekeningsmoment’ dat het startpunt van zelfstandig ondernemerschap markeert. Franchising biedt geweldige kansen. Voor franchisegevers om via een netwerk van gedreven ondernemers een formule te laten bloeien. Voor franchisenemers om op basis van de kennis, kunde, knowhow en ervaring van de franchisegever, een eigen bloeiende onderneming te drijven. Het is echter wel van belang dat de franchisenemer, bij het aangaan van de franchiseovereenkomst, voldoende is geïnformeerd over de kansen en risico’s van de franchise en weet waar hij of zij aan begint. Een gewaarschuwd franchisenemer telt voor twee?!

Veel franchisegevers, en wellicht de meeste, begeleiden franchisenemers in spe op een juiste en zorgvuldige wijze in de voorfase tot het moment van aangaan van de franchiseovereenkomst. Feit is echter wel dat een groot deel van de rechtszaken over franchise betrekking hebben op deze voorfase. Exploitatieopzetten, omzetprognoses, vestigingsplaatsonderzoeken en concurrentieanalyses zijn bovengemiddeld vaak onderwerp van geschil tussen franchisegever en franchisenemer.

Een kleine analyse van de rechtspraak vanaf 2012 leert dat in ca. 25% van de gevallen discussie bestaat tussen franchisegever en franchisenemer over prognoses en verwachtingen van de franchisenemer bij het aangaan van de franchiseovereenkomst. Vanwege het uitblijven van de verwachte resultaten, leidt dat tot een conflict en een procedure. Deze procedures zijn ook weer het topje van de spreekwoordelijke ijsberg. Immers, in veel gevallen zal onvrede bestaan, maar dat leidt niet altijd tot een rechtszaak. Het kan leiden tot beëindiging van een franchiseovereenkomst of een regeling tussen partijen. Op basis van ervaring blijkt telkens weer dat onvoldoende ‘bezinning’ in de voorfase op een later moment leidt tot geschillen.

Conform de huidige jurisprudentie zijn franchisegevers niet verplicht om prognoses te verstrekken. Doet een franchisegever dat wel, dan is de franchisegever ook verantwoordelijk voor de juistheid ervan. Franchisegevers zijn – door schade en schande wijs geworden – voorzichtig(er) geworden met het verstrekken van prognoses. De andere kant van de medaille is dat franchisenemers natuurlijk ook zelf gedegen onderzoek (laten) doen naar potentie, op basis van gegevens van de franchisegever. 

Op deze plaats is een korte verwijzing naar de recent gepubliceerde Nederlandse Franchise Code (NFC) op zijn plaats. De NFC is op 17 februari jl. aangeboden aan Minister Kamp. Onder druk van het Ministerie van Economische Zaken (en de politiek) is door de sector een franchisecode opgesteld, die beschrijft hoe partijen zich dienen te gedragen bij het aangaan, uitvoeren en ontbinden van een franchiseovereenkomst. Onder veel franchisegevers wordt de NFC verguisd, althans zeer kritisch benaderd. De BVFN, de Belangenvereniging Franchisenemers Nederland, ‘omarmt’ de NFC. 

De NFC is beslist verplicht ‘leesvoer’ voor elke franchisenemer in spe. Zeker hoofdstuk 3, betreffende regels omtrent ‘werving en selectie’, ofwel de voorfase voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst. De artikelen 3.4-3.6 betreffen de informatievoorziening van franchisegever naar (toekomstig) franchisenemer. Artikel 3.6 bepaalt (sub d) dat de door franchisegever te verstrekken informatie omvat “bij voorkeur een zorgvuldig en transparant onderbouwde omzet- en kostenprognose, vergezeld van een vestigingsplaatsonderzoek en/of beschikbare historische cijfers, en een begrijpelijk onderbouwde en deugdelijke investerings- en exploitatiebegroting”. Als de franchisegever deze informatie niet verstrekt, kan dat een ‘teken aan de wand zijn’. De franchisenemer kan besluiten om zelf onderzoek te laten verrichten, of überhaupt ervan af te zien.

De NFC is geen wet, en (vooralsnog) evenmin wettelijk verankerd. Er is geen verplichting tot toepassing door franchisegevers. Toch zal de NFC zeker een weerslag gaan krijgen in jurisprudentie. Franchisenemers in spe kunnen bovendien de NFC gebruiken om de franchisegever(s) te bevragen of en in hoeverre zij zich aan de NFC conformeren. Alhoewel ik ook de weerstand begrijp bij franchisegevers over de inhoud van onderdelen van de NFC, zou het mooi zijn als de NFC in elk geval in het kader van bewustwording bij toekomstig franchisenemers ertoe leidt dat zij beter voorbereid en ingelicht de franchiseovereenkomst ondertekenen.  

mr. P.B.J. (Pieter) van den Oord
La Gro Advocaten

Pieter van den Oord