Exclusief rayon blijkt soms toch niet zo exclusief

In de franchiseovereenkomst kan bepaald zijn dat er een zogenaamd ‘exclusief rayon’ aan de (kandidaat-)franchisenemer wordt verstrekt gedurende de looptijd van de franchise. Op grond van een dergelijk rayon zal het de franchisegever verboden zijn om in het betreffende gebied te concurreren met de franchisenemer door daar – bijvoorbeeld – een eigen winkel te openen. Ook mag de franchisegever in dat geval anderen doorgaans niet in staat stellen om in het rayon een franchise te gaan exploiteren. Een exclusief rayon schept dan ook zekerheid voor de franchisenemer, omdat deze weet dat er gedurende de samenwerking met de franchisenemer geen concurrentie komt vanuit de formule. Dergelijke concurrentie kan zeer problematisch zijn voor een franchisenemer, omdat hij immers met dezelfde goederen en/of diensten wordt beconcurreerd tegen gelijke prijzen.

Een exclusief rayon hoeft in de praktijk echter niet zo exclusief te zijn als hiervoor omschreven. Partijen kunnen in de franchiseovereenkomst allerlei dingen met elkaar afspreken die deze exclusiviteit beperkt of zelfs opheft. In een (nog) niet-gepubliceerd vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 december 2014 (zaaknummer HA  ZA 14-561) stoeiden partijen over een exclusief rayon. Aan het begin van de franchise had de franchisegever aan de franchisenemer een exclusief rayon verstrekt. De franchisegever was op grond van het contract echter gerechtigd om die exclusiviteit op te heffen op het moment dat de franchisenemer een bepaalde omzetdrempel niet behaalde gedurende een bepaalde periode.

De franchisenemer behaalde de afgesproken omzetdrempel niet waarna de franchisegever de exclusiviteit van het rayon introk. De franchisenemer maakte daartegen bezwaar bij de rechtbank in Amsterdam, maar kreeg daar nul op rekest. De rechtbank vond namelijk dat de franchisegever de exclusiviteit had mogen intrekken nu partijen dat in de franchiseovereenkomst met elkaar hadden afgesproken. Ten overvloede merkte de rechtbank nog op dat zij het niet belangrijk vond of de tweede (concurrerende) franchise onderneming levensvatbaar zou zijn, dan wel of de eerste franchisenemer schade zou lijden door de extra concurrentie. Verder noemde de rechtbank het intrekken van de exclusiviteit van het rayon een “mildere reactie” dan het volledig opzeggen van de franchiseovereenkomst.

Of het toelaten van extra concurrentie vanuit de formule inderdaad milder zou zijn dan het volledig opzeggen van de samenwerking valt te bezien. Als een franchisenemer – om welke reden dan ook – geen rendabele exploitatie weet te behalen in zijn toegewezen rayon, dan zal zijn situatie waarschijnlijk niet verbeteren als er extra concurrentie vanuit de formule kan plaatsvinden. Sterker nog, de achterblijvende omzetten zullen nog meer onder druk komen te staan. Een noodgedwongen beëindiging zal dan alsnog volgen. 

Verder is het opmerkelijk te noemen dat de rechtbank de levensvatbaarheid van een eventuele tweede vestiging in het rayon niet belangrijk vindt. Het belang van de franchisegever om een franchisenemer zijn exclusiviteit te ontnemen zal er voornamelijk in gelegen zijn om een andere franchisenemer (of zichzelf) in staat te stellen om de markt in het rayon adequaat te bedienen. Als echter aantoonbaar blijkt dat een tweede vestiging dat helemaal niet zal realiseren, maar enkel de bestaande franchisenemer (omzet)schade zal berokkenen, dan zou dat reden zijn om de franchisegever niet toe te staan zijn contractuele rechten uit te oefenen.

De les voor partijen die uit het voorgaande te leren valt? Franchisegevers kunnen in de franchiseovereenkomst allerlei zaken tot in detail regelen. Daardoor kan de franchisegever desgewenst veel rechten naar zich toetrekken waardoor zij veel invloed op de franchise kan uitoefenen. Als de afspraken duidelijk op papier staan en niet volstrekt onredelijk zijn voor de franchisenemer, dan zal de franchisegever in een gerechtelijke procedure doorgaans aan het langste eind trekken als er discussies komen. Een franchisenemer op zijn beurt doet er verstandig aan om de franchiseovereenkomst voor het ondertekenen uitvoerig te (laten) beoordelen. Hij moet feitelijk te volledige inhoud kennen en begrijpen. Er is immers niets zo vervelend als gaandeweg tot de conclusie komen dat jouw rechten niet zo absoluut zijn als je bij het ondertekenen van de overeenkomst had gedacht.

Jan-Willem Kolenbrander 
Advocaat franchise recht
De Clercq Advocaten - Notarissen

Stel je vraag aan Jan-Willem Kolenbrander
CAPTCHA