Franchisenemer vist achter het net

Een franchisenemer die vermoedt dat zijn franchisegever belangrijke informatie heeft achtergehouden, kan proberen via de rechter stukken op te vragen. Dat lukt echter niet zomaar. De rechtbank Rotterdam maakte dat duidelijk in een zaak tussen Kipperij Arnhem B.V. en Kipperij Franchise B.V. De uitkomst: wie geen harde aanwijzingen heeft dat bepaalde documenten bestaan en relevant zijn voor de betreffende zaak, krijgt ze ook niet te zien.

Wat speelde er?

Kipperij Arnhem had een franchiseovereenkomst gesloten met Kipperij Franchise. Later vond de franchisenemer dat hij mogelijk was misleid. Volgens hem had de franchisegever zijn precontractuele informatieplicht geschonden – dat is de wettelijke plicht om vóór het tekenen van een contract duidelijke en volledige informatie te verstrekken – en zich niet gehouden aan de verplichtingen in het kader van de wachttijd (de zogenaamde standstill-periode).

Om dat te bewijzen vroeg Kipperij Arnhem de rechter om inzage in allerlei documenten van de franchisegever, zoals rapporten over vestigingslocaties en e-mails met adviseurs.

De rechter: geen “vissen naar bewijs”

De rechtbank wees het verzoek af. Volgens de wet mag je alleen inzage eisen als je precies weet welke stukken er zijn en waarom ze belangrijk zijn voor je zaak. Je mag dus niet zomaar “gaan vissen” in de administratie van de ander in de hoop dat er iets tussen zit, oftewel er mag geen sprake zijn van een zogenaamde fishing expedition.

De franchisenemer wilde bijvoorbeeld de vestigingsplaatsanalyses van andere vestigingen zien, omdat hij dacht dat zijn eigen rapport te algemeen was en standaardinformatie bevatte die ook in de andere rapporten terug te vinden zou zijn. De rechter vond dat niet aannemelijk. De analyse bleek juist grotendeels over zijn specifieke locatie te gaan, en het gebruik van algemene branchecijfers zijn gebruikelijk in dergelijke rapporten. Bovendien bevatten de analyses van andere ondernemers vertrouwelijke informatie die de franchisegever niet zomaar mag delen.

Ook geen bewijs van verboden invloed

Kipperij Arnhem beweerde verder dat de franchisegever zich tijdens de verplichte wachttijd had bemoeid met de onderhandelingen over het huurcontract. Maar hij kon niet laten zien dat zulke communicatie bestond. Ook het verzoek om inzage in marketingoverzichten werd afgewezen: die informatie was al eerder beschikbaar via een online systeem.

Wat betekent dit voor andere franchisenemers?

Deze uitspraak laat zien dat je als franchisenemer alleen recht hebt op inzage als je concreet kunt aantonen dat bepaalde documenten bestaan en dat ze echt relevant zijn. Een vermoeden is niet genoeg.

Wie denkt dat zijn franchisegever informatie heeft achtergehouden, doet er dus goed aan om eerst bewijs te verzamelen dat zulke stukken er ook daadwerkelijk zijn. Pas dan kun je via de rechter succesvol om inzage vragen.

Kortom: zonder bewijs, geen inzage. De wet beschermt tegen een wilde zoektocht in andermans administratie.

Meer lezen over Ludwig & van dam

Ludwig & Van Dam franchise advocaten is een geheel in franchise- en andere samenwerkingsverbanden gespecialiseerd advocatenkantoor en marktleider sinds 1996 in zijn soort in Nederland.