Verplichte prognoses, een goed plan! (deel 2)
Twee weken geleden betoogde ik in mijn column dat franchisegevers verplicht moeten worden gesteld om vóór het sluiten van een franchiseovereenkomst zorgvuldig tot stand gebrachte prognoses ter beschikking te stellen aan aspirant-franchisenemers. Inmiddels heb ik diverse reacties op deze column ontvangen. Zo was de heer Tiago Jurgens van De Nationale Franchise Gids het niet eens met mijn betoog om prognoses verplicht te stellen.
De heer Jurgens voert drie argumenten aan tegen de verplichtstelling, te weten:
- De helft van de franchiseformules is actief in de dienstverlening en heeft dus meestal niets aan een vestigingsplaatsonderzoek;
- De aspirant-franchisenemer zal een ondernemingsplan en een financieringsplan schrijven. Het vestigingsplaatsonderzoek (VPO) kan daar onderdeel van uitmaken. De franchisenemer moet de opdracht geven voor het VPO; hij is immers de ondernemer;
- Als je de franchisegever de opdracht voor het VPO laat geven kun je alsnog de suggestie krijgen dat de franchisegever ongewenste invloeden uit kan oefenen op het VPO. Immers wie betaalt die bepaalt. Krijg je daar toch weer rechtszaken over.
Deze argumenten overtuigen m.i. niet want:
Ad 1: Dat laat onverlet dat ook franchiseformules in de dienstverlening belang hebben bij zorgvuldig tot stand gebrachte prognoses teneinde geen onrendabele franchiseovereenkomsten te sluiten;
Ad 2: De eigen verantwoordelijkheid van de aspirant-franchisenemer om een ondernemingsplan en een financieringsplan te schrijven laat onverlet dat een prognose, eventueel vergezeld van een VPO, door de franchisegever kan worden aangeleverd. De aspirant-franchisenemer is voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst juist nog géén ondernemer in tegenstelling tot de franchisegever die bovendien veel kennis en ervaring met de formule heeft.
Ad 3: Waarom zou een bonafide franchisegever “ongewenste invloeden” willen uitoefenen op het VPO (of de prognoses)? Net als een franchisenemer heeft een franchisegever normaliter geen enkel belang bij “ongewenste invloeden” op een VPO of prognoses. Ook het belang van franchisegever is gediend met zorgvuldige en objectief tot stand gebrachte prognoses zodat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat onrendabele franchiseovereenkomsten worden gesloten. Als al sprake zou zijn van “ongewenste invloeden” dan is de kans dat dit vroeg of laat aan het licht komt bovendien het grootst als er prognoses zijn afgegeven.
Verplichting gerechtvaardigd
Naar mijn overtuiging is het gerechtvaardigd om franchisegever te verplichten om prognoses te verstrekken. Dat is immers in de regel de economisch sterkere partij die bovendien beschikt over veel kennis en ervaring van de in franchise te geven formule en de daarmee mogelijk te behalen resultaten.
De bewijslast dat de prognoses zijn verstrekt ligt bij franchisegever terwijl de bewijslast van een stelling dat deze ondeugdelijk zijn bij de franchisenemer blijft. Franchisegever wordt ook in juridische zin dan niet belast met een onredelijk bewijsrisico.
Over de kosten van op te stellen prognoses kunnen partijen afspraken maken door deze ten laste van één van partijen te brengen of gezamenlijk te dragen. De voordelen van het voorkomen van onrendabele franchiseovereenkomsten wegen zonder meer op tegen de relatief geringe kosten van het opstellen van een zorgvuldige prognose inclusief een VPO.
De heer Jurgens bestrijdt niet het uitgangspunt dat normaliter niemand gebaat is bij onrendabele franchiseovereenkomsten. De verplichting voor franchisegever om zorgvuldige prognoses te verstrekken is een uitwerking van dat uitgangspunt en dient derhalve het belang van franchisegevers, franchisenemers en franchiseformules.
De heer Jurgens sluit zijn betoog af met de conclusie dat franchise het relatief goed doet. Hij roept op om dat “met zijn allen meer uit te dragen, om ons vooral niet gek te laten maken door media, sommige advocaten en belangenverenigingen en om de sector te koesteren”. Een geluid dat wel vaker is gehoord van tegenstanders van franchise wetgeving en de Nederlandse Franchise Code (NFC) in wording. Meestal zijn die geluiden afkomstig van franchisegevers of adviseurs van franchisegevers. De oproep wekt de suggestie dat voorstanders van regulering zich gek zouden laten maken en de sector niet zouden koesteren. Die suggestie is onterecht en leidt bovendien af van de inhoudelijke discussie over nut en noodzaak van franchise wetgeving of de NFC. Voorstanders beogen – net als tegenstanders – de franchise sector beter te laten functioneren alleen denken zij (deels) verschillend over hoe dat het beste kan. Dat de voorstanders er niet alleen voor staan blijkt niet alleen uit het feit dat vrijwel alle franchisenemers voorstander zijn van de NFC maar ook uit een recente enquête waaruit volgt dat de meerderheid van de franchisegevers voor de NFC is.
Kees Kan
Franchise advocaat
kan@kv-advocaten.nl
Kan Vlassenroot Advocaten
Franchisehulp