Schadebegroting bij terecht ontbonden franchiseovereenkomst

Indien de exploitatie van een franchisevestiging tegen valt, wordt in negen van de tien gevallen door de franchisenemer teruggegrepen op de beweerde onjuistheid van de prognose. In de rechtspraak zijn dan ook meerdere voorbeelden te vinden over aansprakelijkheid in het kader van (onjuiste) prognoses. Indien de aansprakelijkheid vaststaat is de volgende vraag wat de omvang van de schade is. Het is aan de franchisenemer om het bestaan en de omvang van deze schade te onderbouwen. Deze hobbel is niet zo makkelijk te nemen. Bovendien is de vraag welke schade en/of kosten voor vergoeding in aanmerking komen afhankelijk van de vordering die de franchisenemer instelt. Kiest hij voor de route van vernietiging of juist voor ontbinding van de franchiseovereenkomst? Deze keuze bepaalt hoe de omvang van de vordering moet worden vastgesteld.

Vernietiging of  ontbinding?

Vernietiging (op grond van dwaling) heeft tot gevolg dat een franchiseovereenkomst met terugwerkende kracht niet heeft bestaan. Er wordt een fictie gecreëerd. Als een beroep op dwaling slaagt, moet een franchisenemer financieel in de positie worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien hij de overeenkomst niet was aangegaan. Een keuze voor ontbinding van de franchiseovereenkomst levert een andere situatie op. In die situatie wordt vooruit gekeken en een vergelijking gemaakt tussen de situatie waarin de franchisenemer nu verkeert en waarin hij zou hebben verkeerd indien de overeenkomst (zonder tekortkoming) was voortgezet. In een recente discussie tussen Coop en haar ex-franchisenemer speelde (onder meer) de vraag hoe de schade als gevolg van de ontbinding begroot moet worden.

Wat speelde er?

Nadat de franchisenemer in 2007 een supermarkt had overgenomen om deze vervolgens als Coop-winkel te gaan exploiteren, kreeg de franchisenemer te kampen met tegenvallende omzetten en liquiditeitstekorten. Omdat de franchisenemer niet meer aan zijn betalingsverplichtingen voldeed, heeft Coop de franchiseovereenkomst ontbonden. De franchisenemer ontbond op haar beurt 2 dagen later eveneens de overeenkomst omdat zij meent dat haar onrealistische prognoses zijn gepresenteerd. Daarnaast maakt de franchisenemer Coop nog diverse andere verwijten, zoals het ten onrechte niet verstrekken van een overbruggingskrediet en het doorvoeren van een leveringsstop. Het Hof oordeelt dat Coop niet aansprakelijk was op grond van de ter beschikking gestelde prognose maar dat Coop op andere vlakken wel een verwijt viel te maken. De conclusie was dat de franchisenemer de franchiseovereenkomst terecht had ontbonden. 

Schadeberekening

Waar bij vernietiging ‘terug wordt gekeken’, wordt bij ontbinding gekeken naar de gederfde winst over de resterende contractsduur. De vraag die partijen hier verdeeld houdt is in hoeverre rekening gehouden moet worden met het inkomen van de franchisenemer ná de ontbinding. Uit het arrest volgt dat wel degelijk rekening moet worden gehouden met deze inkomsten. Omdat de franchisenemer over een bepaalde periode niet had onderbouwd waarom hij geen inkomsten zou hebben genoten – en hoe hij dus in zijn levensonderhoud heeft voorzien – wordt uitgegaan van een gemiddeld ondernemersinkomen. Het loon in die periode wordt dus geschat en afgetrokken van de gevorderde schade. 

Linda Relouw
Köster Advocaten

Linda Relouw