Europese Erecode inzake Franchising of Nederlandse Franchise Code? Welke is beter?

Onlangs is er een nieuwe (herziende) versie van de Europese Erecode inzake Franchising (EEF) aanvaard door de overkoepelende Europese brancheorganisatie voor franchisegevers. De oorspronkelijke EEF heeft in 1972 het levenslicht gezien en bevat allerlei gedragsregels die franchisegevers en franchisenemers zouden kunnen toepassen in hun samenwerking. Volgens de herziende EEF is het doel om bij te dragen aan ‘een efficiënt raamwerk voor franchising’ waarbinnen partijen kunnen handelen. 

Naast de EEF zijn er sinds kort uiteraard ook nog de gedragsregels van de Nederlandse Franchise Code (NFC). Deze gedragscode is op 17 februari 2016 gepresenteerd aan de branche en is bedoeld om de belangen van zowel franchisenemers als franchisegevers in het kader van hun onderlinge samenwerking ‘op een evenwichtige wijze’ te behartigen. 

Twee sets gedragsregels dus, die beiden beogen de franchisebranche te willen reguleren. Maar welke van deze gedragscodes heeft nu eigenlijk de voorkeur? En waarom? Een wedstrijdje tussen beide codes op een drietal onderdelen.

Onderdeel 1: Draagvlak

Wie de mediaberichten de laatste tijd een beetje heeft gevolgd, weet dat de NFC niet op bijster veel bijval kan rekenen van de kant van met name de franchisegevers. De Nederlandse Franchise Vereniging (NFV) vindt dat de bezwaren van de kant van de franchisegevers op de consultatieversie van de NFC onvoldoende zouden zijn verwerkt in de definitieve versie. Dat gebrek aan draagvlak bij franchisegevers is uiteraard niet zo’n handig uitgangspunt voor zelfregulering. Een (vrijwillige) massale toepassing van de NFC in de branche is daardoor niet snel te verwachten.

De EEF lijkt meer draagvlak te hebben in de branche dan de NFC, in ieder geval ook bij franchisegevers. Franchisenemers lijken zich over het algemeen weinig druk te maken over de EEF. In ieder geval is er van die zijde weinig gemorrel te horen, behoudens de (terechte) klacht dat deze code niet afdwingbaar is. En met de steun van de franchisegevers is de EEF in het onderdeel ‘Draagvlak’ de winnaar.

Onderdeel 2: Afdwingbaarheid

Gedragsregels voor de franchise branche, ongeacht of deze in de NFC of de EEF staan, moeten in de praktijk ook ten uitvoer kunnen worden gebracht. Maar welke code is gemakkelijker afdwingbaar? En hoe eenvoudig kan een franchisenemer zijn rechten uit deze codes geldend maken bij, bijvoorbeeld, een rechter? 

Het antwoord op die vragen is tegelijkertijd simpel als ontluisterend te noemen. Zowel de EEF als de NFC ontberen op dit moment elk wettelijk kader. Van enige aanwijsbare verplichting tot toepassing van (één van) beide codes door franchisegevers en franchisenemers is dan ook geen enkele sprake. Het is kort gezegd ‘vrijheid, blijheid’. Weliswaar zijn franchisegevers die lid zijn van de NFV verplicht om de EEF toe te passen uit hoofde van hun lidmaatschap, maar enige daadwerkelijke controle en handhaving ontbreekt. Terwijl er wel overtredingen van de EEF door NFV-leden zijn aan te wijzen. Daarnaast geldt voor zowel de EEF als de NFC dat de civiele rechter ze niet erkent als afdwingbare verplichtingen. Alleen als er uitdrukkelijk in de franchiseovereenkomst een verwijzing is opgenomen naar deze normen kan er door partijen een beroep op worden gedaan. En dat gebeurt weinig.

Kort samengevat: het ziet er op papier allemaal best aardig uit, maar als franchisenemer of franchisegever kan je er in praktijk geen fluit mee als de andere partij er voor kiest om zich niet te houden aan de betreffende code. Voor zowel de EEF als de NFC is afdwingbaarheid dus een wezenlijk probleem, zodat er op dit onderdeel redelijkerwijs ook geen winnaar aan te wijzen is. Zoals bekend, is Minister Kamp op dit moment echter aan het inventariseren of de NFC een wettelijk kader kan krijgen. Zou dat doorgang vinden, dan zal de NFC wellicht alsnog als winnaar op dit onderdeel uit de bus kunnen komen.

Onderdeel 3: Inhoud

De inhoud van beide codes dan. De EEF staat bol van inspanningsverplichtingen en bedient zich van algemene termen als “goede trouw” en “billijkheid”. En wat te denken van de verplichting van een franchisenemer om “loyaal mee te werken”? Staat dat een kritische houding in de weg? De NFC doet in vaagheid overigens niet onder aan de EEF, wat deels te wijten is aan het feit dat de NFC gebaseerd is op de EEF. Ook worden er termen in de NFC gebruikt die niet in de wet of de code zelf zijn gedefinieerd en dus juist tot discussies kunnen leiden. 

Enige vaagheid in een gedragscode kan in de praktijk overigens positief uitpakken, omdat de toepassing ervan dan in een groot aantal gevallen mogelijk is. De NFC bevat echter ook onderwerpen die duidelijk toegespitst zijn op franchising binnen de supermarktbranche en die de toepassing daarvan in andere branches lastiger zal maken. Eén en ander maakt dan ook dat op het onderdeel ‘Inhoud’ de EEF de voorkeur geniet.

Kan het beter?

Maar in essentie gaat het er natuurlijk niet om welke code beter is dan de andere. Waar het om gaat is dat er één deugdelijke set gedragsregels ligt die breed wordt gedragen in de branche en waarvan de naleving ook kan worden afgedwongen. Dat lijkt mij in ieder geval beter dan twee codes die niet (volledig) aan die voorwaarden voldoen.

Verder durf ik hier wel te beweren dat de franchisebranche – naast zelfregulerende gedragsregels – ook belang heeft bij wettelijke hard and fast rules om de inherente ongelijkwaardigheid tussen franchisegevers en franchisenemers te verkleinen, alsmede om duidelijkheid te verschaffen over bepaalde onderwerpen. Denk daarbij aan concrete wettelijke regels als het gaat om, bijvoorbeeld, de beëindiging van de franchiseovereenkomst en de daarbij behorende opzegtermijnen en de aard en omvang van een postcontractueel non-concurrentiebeding. Of de zekerheid voor een franchisenemer dat hij in het geval van een juridische geschil een Nederlandse kantonrechter kan verzoeken om volgens Nederlands recht oordeel te vellen. En ja, zet deze hard and fast rules dan meteen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dat zal de afdwingbaarheid ten goede komen en (uiteindelijk) ook het draagvlak.

Jan-Willem Kolenbrander
De Clercq Advocaten Notariaat
Reacties: j.kolenbrander@declercq.com 

Jan-Willem Kolenbrander
Stel je vraag aan Jan-Willem Kolenbrander
CAPTCHA