Baanbrekende ontwikkelingen of storm in een glas water?

De ontwikkelingen in de franchisebranche blijven onverminderd doorrazen. Een tweetal recente ontwikkelingen zijn het Street One-arrest en de Wet Acquisitiefraude. Zijn dit nu baanbrekende ontwikkelingen of slechts een storm in een glas water? Een korte beschouwing.

Street One-arrest

Discussies over de (on)deugdelijkheid van exploitatieprognoses blijken een regelmatig terugkerend thema te zijn bij franchising. De eerste mijlpaal in de beoordeling van dergelijke zaken door de civiele rechter is het ‘Paalman’-arrest dat door de Hoge Raad op 25 januari 2002 is gewezen. In dat arrest bepaalde de Hoge Raad dat als een franchisegever een exploitatieprognose aan de (kandidaat-) franchisenemer verstrekt en deze prognose fouten bevat, de franchisegever aansprakelijk is voor deze fouten, mits de franchisegever wist dat de prognose fouten bevat en zij de franchisenemer daarop niet heeft geattendeerd.

Na het ‘Paalman’-arrest is deze beoordeling veelvuldig toegepast door lagere rechters die moesten oordelen over de aansprakelijkheid van een franchisegever in prognosezaken. Het betroffen zowel rechtszaken waarbij de franchisegever zelf de prognose had opgesteld, als zaken waarbij zij een deskundige had ingeschakeld. Hoewel er vaak relatief eenvoudig aangetoond kan worden door een franchisenemer dat de franchisegever een prognose met fouten heeft verstrekt, blijkt het in de praktijk zeer lastig om ook te bewijzen dat de franchisegever wist van deze fouten.

Het ‘Street One’-arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017 brengt een wezenlijke nuance aan. Zo stelt de Hoge Raad dat het helemaal niet nodig is dat de franchisegever wist van de fouten in de prognose om aansprakelijkheid aan te nemen, mits zij zelf de prognose heeft opgesteld. Het is dus niet langer nodig te bewijzen dat de franchisegever wist van de fouten in de prognose.

Het verschil tussen beide arresten is erin gelegen dat de franchisegever in het ‘Paalman’-arrest een deskundige had ingeschakeld om de prognose op te stellen. Zij had dus niet zelf de (ondeugdelijke) prognose opgesteld. Onder die omstandigheden vond de Hoge Raad het te ver gaan om de franchisegever aansprakelijk te stellen voor de fouten van de deskundige als zij daarvan geen weet had. Bij de zaak ‘Street One’ had de franchisegever wel zelf de prognose opgesteld en kan dus eerder aansprakelijkheid worden aangenomen. 

De Hoge Raad merkt in het ‘Street One’-arrest op dat de lagere rechtspraak de afgelopen 15 jaar ten onrechte de beoordeling van ‘Paalman’ heeft toegepast op zaken waarbij de franchisegever zelf de prognose had opgesteld. Dat is dus niet juist geweest, volgens de Hoge Raad.

Wet Acquisitiefraude

Een andere ontwikkeling voor de franchisebranche betreft de ‘Wet van 29 maart 2016 terzake van acquisitiefraude’. Op grond van deze wet is artikel 6:194 Burgerlijk Wetboek aangevuld met twee nieuwe leden en is een nieuw artikel toegevoegd aan het Wetboek van Strafrecht. 

Het doel van de Wet Acquisitiefraude is dat er effectiever kan worden opgetreden tegen vormen van misleidende reclames in de B2B sfeer, dus bedrijven onderling. Deze regeling is voornamelijk bedoeld om malafide bedrijven aan te pakken die andere bedrijven via list en bedrog kostbare en zinloze overeenkomsten laten tekenen. Denk daarbij aan een vermelding van een bedrijf op een website waarop niemand kijkt, maar waarvoor wel veel geld moet worden betaald.

Normaal is het zo dat een bedrijf dat is misleid op grond van de wet moet bewijzen dat de andere partij onjuiste of onvolledige mededelingen heeft gedaan. Op grond van de Wet Acquisitiefraude ‘klapt’ de bewijslast echter om en moet de malafide onderneming bewijzen dat haar mededelingen juist en volledig zijn geweest.

Naar aanleiding van vragen van voormalig Tweede Kamerlid Mei Li Vos heeft de minister van Economische Zaken bevestigd dat deze regeling ook van toepassing is als een franchisegever voorafgaand aan het ondertekenen van de franchiseovereenkomst informatie verstrekt aan de franchisenemer, meer concreet een exploitatieprognose. Het is dan aan de franchisegever om te bewijzen dat de prognose deugdelijk is in plaats van dat – zoals voorheen – de franchisenemer moet bewijzen dat de prognose ondeugdelijk is. 

Hiermee lijkt de bewijspositie van een franchisenemer aanzienlijk gunstiger te worden in prognosezaken. Ik zeg met nadruk ‘lijkt’, omdat het nog valt te bezien of franchisenemers er in de praktijk veel profijt van zullen hebben. Zo zal een franchisenemer op enig moment in een gerechtelijke procedure toch een gefundeerde stelling over de ondeugdelijkheid van de prognose moeten kunnen innemen. Met name als de franchisegever via stukken aannemelijk maakt dat de prognose wel deugdelijk is. Het bewijs over de (on)deugdelijkheid van de prognose dat van de franchisenemer eerder bij aanvang van een gerechtelijke procedure werd verlangd, wordt dan simpelweg op een later moment alsnog gevraagd en moet dan natuurlijk wel geleverd kunnen worden.

Conclusie

Baanbrekende ontwikkelingen of slechts een storm in een glas water? Ten aanzien van het ‘Street One’–arrest mag zeker geconcludeerd worden dat dit een baanbrekende ontwikkeling is voor de franchisebranche en ook de nodige consequenties zal hebben voor de manier waarop franchisegevers hun franchise exploiteren. Rechters hebben nu immers twee arresten ter beschikking om prognosezaken te beoordelen.

Ten aanzien van de Wet Acquisitiefraude ben ik op dit moment iets terughoudender, omdat de toekomst zal moeten uitwijzen of deze wet ook in de praktijk meer nut zal hebben dan enkel het verleggen van het moment waarop de franchisenemer bewijs moet leveren over de ondeugdelijkheid van de prognose. Pas dan kan ook voor deze wet de balans worden opgemaakt.

Jan-Willem Kolenbrander,
De Clercq Advocaten Notariaat

Lees meer over:
Stel je vraag aan Jan-Willem Kolenbrander
CAPTCHA