Vordering van €330.000 in kort geding afgewezen
Grote betalingsachterstand van franchisenemer aan franchisegever valt in een kort geding procedure moeilijk te incasseren.
De rechtbank Amsterdam heeft op 5 maart 2019 een vordering tot betaling van een grote betalingsachterstand aan een franchisegever afgewezen. Het ging in deze zaak over een kleine ondernemer (franchisenemer) die de achterstand in de betalingen aan franchisegever had laten oplopen tot een bedrag van bijna € 330.000,00. Franchisegever wilde die schuld ingelost zien, maar kreeg het deksel op zijn neus.
Betalingsachterstand
Tot medio juni 2016 had de franchisenemer haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst en daarmee samenhangende overeenkomsten netjes voldaan. In de periode daarna kwam de klad er in en liep de betalingsachterstand binnen een tijdsbestek van 2,5 jaar op tot bijna € 330.000,00.
Vanwege deze oplopende schulden werd met elkaar gesproken en gecorrespondeerd over de afbetaling alsmede over het succesvoller maken van de onderneming van franchisenemer. De toon sloeg echter al snel om en franchisegever werden vervolgens allerhande verwijten gemaakt; er zou onder meer sprake zijn van onjuiste omzetprognoses en franchisegever heeft ten onrechte in het verkoopproces voorkomen dat de franchisenemer contact opnam met de vorige eigenaar van de winkel.
De franchisefinancieringsovereenkomst die partijen hadden gesloten was ook niet wat het moest zijn. In ieder geval had franchisegever zijn bancaire zorgplicht geschonden, nu hij al 2,5 jaar de achterstanden van de franchisenemer nodeloos heeft laten oplopen, waardoor sprake was van overkreditering. Kortom, tot betaling kwam het niet.
Conservatoir beslag
Franchisegever vond het inmiddels tijd voor actie. Er werd verlof gevraagd om conservatoir beslag te leggen en verkregen. Franchisegever legde vervolgens ten laste van franchisenemer beslag onder een drietal banken en op onroerende zaken. Vervolgens start franchisegever een kort geding-procedure waarin de achterstand van bijna € 330.000,- wordt gevorderd. Tijdens de procedure wordt – wellicht als verrassend nieuwjaarscadeau – op 2 januari 2019 ook nog de optiekwinkel van franchisenemer opengebroken en door franchisegever in bezit genomen.
Vervolgens is de rechter aan zet om een oordeel te vellen. De rechter gaat in dit vonnis in kort geding eerst uiteenzetten dat franchisegever slechts vraagt om een voorlopige voorziening tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, “als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn”. Bovendien moet “uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist zijn”.
Onrechtmatig handelen
Op beide zaken gaat het hier mis. Volgens de rechter is de vordering onvoldoende aannemelijk omdat het beroep van franchisenemer op vernietiging wegens dwaling wel eens zou kunnen slagen. Ook zou franchisegever in de precontractuele fase mogelijk onrechtmatig hebben gehandeld door enerzijds geruststellende verklaringen af te leggen tegenover franchisenemer en tegelijkertijd franchisenemer nauwelijks in de gelegenheid te stellen tot onderling contact met de vorige eigenaar.
De rechter wijst de franchisegever ook nog fijntjes op het feit dat zij de vordering niet per post heeft gespecificeerd, terwijl de rechter de franchisegever juist nog die gelegenheid had gegeven. Ook om die reden kon de vordering dus niet worden toegewezen.
Tot slot leidt een belangenafweging ook niet tot een ander oordeel, omdat franchisegever een grote professionele partij is en franchisenemer een kleine ondernemer. In die omstandigheid is er volgens de rechter kennelijk ook geen onmiddellijke voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed vereist.
Lastige opgaaf
Deze uitspraak laat zien dat het incasseren van een geldvordering in kort geding een vrij lastige opgaaf is. Als de rechter het bestaan en de omvang van de geldvordering al aannemelijk acht, loopt de zaak nogal eens stuk op het ontbreken van de onverwijlde spoed. Voorkomen is daarom beter dan genezen. Het fungeren als (voor)financier heeft zeker ook voordelen, maar vraagt ook om een ijzeren discipline door een nog kleine betalingsachterstand niet te laten oplopen.
Mr. E (Erhard) Koekoek
BVD advocaten