Verhoging franchisefee bij bestaand én nieuw franchisecontract

Onlangs heeft de rechtbank Arnhem vonnis gewezen in een geschil tussen franchisegever en franchisenemer. Het geschil handelt over de uitleg van een bepaling in de overeenkomst. In de overeenkomst is een begrip opgenomen dat voor meer dan een uitleg vatbaar is. De vraag die in de onderhavige kwestie aan de orde was, is of de franchisegever gerechtigd is bij verlenging van de franchiseovereenkomst de franchisefee eenzijdig te verhogen.

De rechtbank heeft in de onderhavige casus op grond van de tussen partijen geldende overeenkomst geoordeeld dat in beginsel de fee verhoogd mag worden indien partijen bij verlenging een verhoging overeenkomen of indien er sprake is van de geclausuleerde bevoegdheid van de franchisegever zoals vastgelegd in de franchiseovereenkomst. Nu partijen geen overeenstemming hadden bereikt over een feeverhoging, diende de rechtbank te oordelen of de franchisegever op grond van de overeenkomst de bevoegdheid had de fee te verhogen. De onderhavige overeenkomst bepaalde dat bij verlenging van de bestaande overeenkomst de alsdan geldende fee zou worden gehandhaafd, tenzij partijen bij verlenging anders overeenkomen of dat een verhoging commercieel gerechtvaardigd is.
Franchisegever voerde aan dat een verhoging commercieel gerechtvaardigd was, omdat de brutowinstmarge bij franchisenemers was gestegen. De stijging was mede het gevolg van het beleid van franchisegever. Franchisegever stelde in dit verband dat zij mede in het kader van extra marketinginspanningen extra kosten heeft gemaakt. Franchisegever stelde zich op het standpunt dat dit commercieel gerechtvaardigd was. 

De rechtbank heeft zich twee vragen gesteld. Ten eerste of er sprake was van een dergelijke marge- en kostenstijging en ten tweede, hoe dient het begrip commercieel gerechtvaardigd te worden uitgelegd. De rechtbank oordeelde ten aanzien van de eerste vraag dat de franchisegever ondanks verzoeken hiertoe er niet in is geslaagd haar stellingen te onderbouwen. Opmerkelijk is dat franchisegever aanvoerde dat voor het bepalen van de hoogte van de brutomargestijging, er gekeken diende te worden naar de margeontwikkeling van haar eigen filialen en franchisenemers. Franchisenemer stelde zich op het standpunt dat er gekeken diende te worden naar de margeontwikkeling bij het collectief franchisenemers en bij de individuele franchisenemer. Franchisegever stelde dat dit geen goede maatstaf zou zijn, omdat deze ontwikkeling mede afhankelijk is van het ondernemerschap van de franchisenemer. De rechter oordeelde dat dit standpunt in strijd is met de door franchisegever gestelde rechtvaardiging dat een deel van de margestijging ten goede aan haar diende te komen. Voorts profiteert franchisegever honderd procent van de bij haar eigen filialen (die geen fee betalen) gerealiseerde margestijging. De rechtbank heeft geoordeeld dat er naar de margestijging bij franchisenemers dient te worden gekeken. Ten aanzien van de tweede vraag heeft de rechtbank geoordeeld dat de passage uit de overeenkomst 'indien dit commercieel gerechtvaardigd is' dit geen objectief en eenduidig criterium is en is zeer zeker niet alleen aan franchisegever ter beoordeling.

De rechtbank heeft in de onderhavige kwestie geoordeeld dat de franchisegever niet gerechtigd is de fee te verhogen. De Amsterdamse rechtbank heeft overigens al eens eerder uitgemaakt dat ook bij het aanbieden van een nieuwe franchiseovereenkomst niet zonder meer door de franchisegever aanvullende voorwaarden in de nieuwe franchiseovereenkomst mogen worden geformuleerd. Hier speelt in sterke mate een rol wat franchisegever en franchisenemer over en weer van elkaar mochten verwachten, alsmede de zorgplicht van de franchisegever, die met zich mee brengt dat sterk rekening dient te worden gehouden met de bedrijfseconomische afhankelijkheidsrelatie waarin franchisenemer ten opzichte van franchisegever nu eenmaal verkeert. Dit thema speelt derhalve niet alleen bij financiële prognoses in de startfase maar tevens bij het aangaan van een nieuwe franchiseovereenkomst bij verlenging. 

Mr. Th.R. Ludwig, Ludwig & Van Dam Advocaten    
Reacties: ludwig@ludwigvandam.nl