Terughoudendheid bij beëindiging samenwerking
Onlangs heeft de rechtbank Oost-Brabant in een bodemprocedure een uitspraak gedaan die diverse voor de (rechts-)praktijk relevante elementen aansnijdt. De betreffende uitspraak is gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RBOBR:2016:15.
Eén van de relevante elementen uit deze uitspraak betreft de bevoegdheid van de franchisegever om de samenwerking met een franchisenemer op grond van een contractuele afspraak te beëindigen. In onderhavige rechtszaak had de franchisegever vanwege diverse tekortkomingen van de franchisenemer een beroep gedaan op de beëindigingsregeling van de franchiseovereenkomst. Deze beëindigingsregeling was, zoals in veel franchiseovereenkomsten overigens het geval, ruim geformuleerd.
Ondanks dat deze franchiseovereenkomst een ruim geformuleerde beëindigingsregeling bevatte, betekent dat volgens de rechter echter niet automatisch dat elke tekortkoming, ongeacht de aard of ernst daarvan(!), kan leiden tot een rechtsgeldige opzegging:
“De redelijkheid en billijkheid brengen mee dat [franchisegever], in de bijzondere relatie die zij heeft met haar franchisenemers, terughoudend moet zijn bij het gebruik maken van die beëindigingsregeling. Het komt immers in elke samenwerkingsrelatie voor dat niet alles stipt volgens de afspraken verloopt en de belangen van de franchisenemer bij voortzetting van de relatie zijn in het algemeen groot. Niet elke overtreding van de regels door [franchisenemers] kon daarom tot een rechtsgeldige beëindiging leiden.”
Hiermee wordt nogmaals onderstreept dat een franchiseovereenkomst in beginsel gebaseerd is op continuïteit en langdurige samenwerking tussen partijen. Ondanks dat er sprake kan zijn van een ruime contractuele bevoegdheid tot opzegging, kan de franchisegever daar niet altijd onverkort een beroep op doen. Er moet – anders gezegd – een gegronde aanleiding zijn voor een franchisegever om de samenwerking tussen partijen te beëindigen gezien de bijzondere relatie die zij heeft met haar franchisenemers.
Op grond van het voorgaande zal een franchisegever terughoudend moeten zijn met het inroepen van de beëindiging van de franchiseovereenkomst, omdat zij bij een (te) lichtvaardig ingeroepen beëindiging het risico loopt schadeplichtig te worden jegens de (ex-)franchisenemer. Dat is uiteraard een risico dat een franchisegever zoveel mogelijk dient te voorkomen, zodat een juist en toegespitst plan van aanpak ter zake van geconstateerde tekortkomingen steeds weer noodzakelijk is. Een franchisenemer die zich geconfronteerd ziet met een voortijdige beëindiging dient zich op zijn beurt te realiseren dat de franchisegever niet altijd een beroep kan doen op een beëindigingsregeling, ondanks dat deze ruim geformuleerd is. Het blijft derhalve afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
mr. Jan-Willem Kolenbrander
Advocaat De Clercq Advocaten Notarissen
Reacties: j.kolenbrander@declercq.com