Post non-concurrentiebeding

Een franchisegever zal niet graag wensen dat een franchisenemer na beëindiging van de samenwerking overstapt op een concurrerende franchisegever. Op die manier zou een franchisenemer ook een voortijdige beëindiging van een franchiseovereenkomst kunnen uitlokken en zo gemakkelijk naar de concurrerende franchisegever kunnen overstappen. Zeker als ook het fysieke vestigingspunt van de formule een belangrijk aspect van de formule betreft, zal een post non-concurrentiebeding uitkomst kunnen bieden.

Hoe verhoudt zich dit tot de situatie waarin juist de franchisegever aanstuurt op beëindiging van de samenwerking? Denkbaar is dat een franchisegever de franchisenemer onbewust in een dusdanige positie manoeuvreert dat een beroep op het post non-concurrentiebeding door de franchisegever in redelijkheid niet meer op gaat.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht heeft op 25 september 2015 het post non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst van Bruna bijvoorbeeld opgeschort. Bruna had aangegeven geen binding met het vestigingspunt meer te willen hebben. Op verzoek van Bruna was de franchisenemer de huurder van het winkelpand geworden, in plaats van Bruna. De franchisenemers sloten een huurovereenkomst af met de hoofdverhuurder voor de periode van 5 jaar. Daardoor liepen de looptijden van de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst niet meer synchroon.

Vervolgens had Bruna de franchiseovereenkomst opgezegd. De huurovereenkomst zou echter nog enkele jaren doorlopen. De franchisenemer wenste de onderneming voort te zetten onder eigen naam. De franchisenemer had immers meer dan 10 jaren niets anders gedaan dan een boekhandel gedreven en kon de huurovereenkomst niet tussentijds beëindigen. Bruna verbood dat echter onder verwijzing naar het post non-concurrentiebeding. De franchisenemer stelde dat Bruna geen enkel belang had bij het beroep op het post non-concurrentiebeding. Zij vond het vestigingspunt immers niet interessant. De franchisenemer stelde daartegenover dat zij wel behoorlijk belang hadden bij voortzetting van de onderneming onder eigen naam, omdat er geen andere inkomensbronnen voor het gezin waren en de huurovereenkomst de nodige financiële plichten met zich bracht.

De voorzieningenrechter gaf de franchisenemer gelijk. Bruna heeft in redelijkheid geen in rechte te respecteren belang bij het vasthouden aan het post non-concurrentiebeding.

Vorig jaar, op 16 juli 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:8667) was Bruna ook al gewezen op het feit dat als en zolang zij zelf geen Bruna winkel in de bedrijfsruimte vestigt na beëindiging van de franchiseovereenkomst, zij niet kan verlangen van de ondernemer zich aan het post non-concurrentieverbod te houden.

Indien een franchisegever zich wil terugtrekken van een bepaalde locatie, lijkt hiermee een mogelijkheid geboden voor franchisenemers om het post non-concurrentiebeding terzijde te houden. Zulks zal evenwel sterk afhankelijk van de specifieke franchiseformule zijn.

Alex Dolphijn
Ludwig & Van Dam Franchiseadvocaten
www.ludwigvandam.nl

Franchise+ Franchiseplus
Redactie