Corona-virus en het nakomen van (franchise)overeenkomsten
15 maart jl. heeft de Nederlandse overheid aanvullende maatregelen aangekondigd in haar strijd tegen COVID-19. Zo zijn vanaf 16 maart scholen en kinderdagverblijven dicht tot en met maandag 6 april a.s. Hetzelfde geldt voor alle eet- en drinkgelegenheden, sport- en fitnessclubs, sauna’s, sexclubs en coffeeshops. Gezien de impact van het corona-virus is het onwaarschijnlijk dat er franchisegevers of -nemers in Nederland te vinden zijn die niet op enigerlei wijze worden geraakt in hun bedrijfsvoering. Maar hoe zit het nu precies als je niet aan je contractuele verplichtingen kan voldoen juist door dat corona-virus?
Tekortkomingen
In Nederland geldt in beginsel ‘afspraak is afspraak’, dus als je als franchisegever of -nemer in een overeenkomst afspraken hebt gemaakt met een ander dan moet je daar dus aan voldoen. Voldoe je niet aan (één of meer van) die afspraken, dan schiet je tekort in de nakoming van je contractuele verplichtingen richting je contractuele wederpartij. Dat noemen we ook ‘wanprestatie’ en de andere partij kan schadevergoeding vorderen of in bepaalde gevallen zelfs de overeenkomst ontbinden.
Overmacht
Maar wat nou als je er niets aan kan doen dat je je verplichtingen niet nakomt? Bijvoorbeeld omdat het corona-virus en de daaruit voortvloeiende beperkingen vanuit de overheid je beletten dat jij (deugdelijk) je verplichtingen nakomt. In dat soort gevallen kan er sprake zijn van ‘overmacht’, omdat de wanprestatie jou niet kan worden aangerekend. Kijk dan in de betreffende overeenkomst of er iets geregeld staat over de betreffende situatie en ‘overmacht’. Het voordeel van een overmacht-bepaling is dat het voor beide partijen duidelijk(er) is wanneer er inderdaad sprake is van een overmacht-situatie en hoe partijen dan dienen te handelen met betrekking tot (niet-)nakoming van de afspraken en de daarbij horende aansprakelijkheid.
Is er niets geregeld in de betreffende overeenkomst dan vallen partijen terug op de wettelijke bepalingen over overmacht. In die wettelijke bepalingen is geregeld dat een tekortkoming (‘wanprestatie’) een schuldenaar niet kan worden aangerekend indien deze niet te wijten is aan zijn schuld en noch volgens de wet of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Mocht blijken dat door COVID-19 een franchisegever of -nemer zijn verplichtingen niet kan nakomen, dan ligt een beroep op overmacht dus voor de hand.
Geslaagd beroep op overmacht
Slaagt een beroep op overmacht door de franchisegever of -nemer dan is er nog steeds sprake van een tekortkoming, maar is het geen toerekenbare tekortkoming. Op feitelijke gronden is nakoming van de gemaakte afspraken dan (geheel of tijdelijk) onmogelijk. De contractuele wederpartij kan in beginsel ook geen aanvullende of vervangende schadevergoeding vorderen. Met een beroep op overmacht kan de franchisegever of -nemer dus proberen om zijn schade te beperken. Wel kan de contractuele wederpartij zijn verplichtingen opschorten of de overeenkomst met de franchisegever of -nemer ontbinden. Een beroep op overmacht zal trouwens niet snel slagen op het moment dat de franchisegever of -nemer een garantie aan de andere partij heeft gegeven dat de betreffende prestatie deugdelijk zou worden nagekomen.
Onvoorziene omstandigheden
Is er niets geregeld in de betreffende overeenkomst over overmacht, COVID-19 en/of de onmogelijkheid om na te komen in het geval van ziekte epidemieën dan zou de franchisegever en -nemer ook kunnen (laten) inventariseren of er wellicht sprake is van ‘onvoorziene omstandigheden’. Is daar sprake van dan kan de rechter op verlangen van één van partijen (in dit geval de franchisegever of -nemer) de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze overeenkomst (geheel of gedeeltelijk) ontbinden. Dat kan alleen als het om een situatie gaat die niet voorzienbaar was op het moment dat de overeenkomst werd ondertekend en die partijen niet in de overeenkomst hebben verdisconteerd. Daarnaast moeten de gevolgen zo enorm vreselijk benadelend zijn voor de (in dit geval) franchisegever of -nemer dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag worden verlangd. Dat is een zeer zware toets dus rechters mogen slechts zeer beperkt een beroep op onvoorziene omstandigheden honoreren. Desalniettemin biedt het leerstuk van ‘onvoorziene omstandigheden’ naast een beroep op overmacht bescherming aan een franchisegever of -nemer die door omstandigheden niet in staat is om zijn verplichtingen deugdelijk na te kunnen komen.
Kortom
Als je als franchisegever of -nemer niet in staat bent om je contractuele verplichtingen na te komen dan schiet je tekort in de nakoming van je verplichtingen richting je contractuele wederpartij. In hoeverre die tekortkoming ook toerekenbaar is, is van wezenlijk belang voor de vraag of de franchisegever of -nemer nog verplicht kan worden tot nakoming of aansprakelijk is voor de geleden schade. Met een beroep op overmacht kan dan geprobeerd worden om de schade aan de kant van de franchisegever of -nemer te beperken. Zo ook als een beroep op onvoorziene omstandigheden mogelijk is. Franchisegevers en franchisenemers willen natuurlijk zo goed als mogelijk hun contractuele verplichtingen nakomen richting anderen. Maar als dat niet gaat door omstandigheden die buiten hun invloedssfeer liggen dan is het goed om te weten dat er beschermende maatregelen bestaan waar mogelijk gebruik van kan worden gemaakt.
Mr. Jan-Willem Kolenbrander, De Clercq Advocaten ∙ Notariaat
De Clercq heeft een Corona Helpdesk opgericht waar ondernemers al hun vragen kunnen stellen over de juridische gevolgen van COVID-19 voor hun bedrijfsvoering, zoals onder meer het contractenrecht en arbeidsrecht (personeel).