Het belang van duidelijke afspraken bij de werving van franchisenemers

Als een kandidaat franchisenemer onderhandelt met een franchisegever, en de onderhandelingen worden afgebroken, wie draait er dan op voor de gemaakte kosten?

Onlangs boog het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich over afgebroken onderhandelingen tussen een kandidaat franchisenemer en Burger King. Burger King was de partij die de onderhandelingen afbrak. De kandidaat franchisenemer vond dat onaanvaardbaar gelet op het vergevorderde stadium. Zij stelt bovendien dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand zou komen. Als Burger King toch mocht afbreken, had zij in ieder geval de kosten moeten vergoeden. Maar is dit zo?

Bij de beantwoording van deze vraag zal een rechter kijken naar hoe partijen zich in de precontractuele fase ten opzichte van elkaar behoren te gedragen. Zij moeten daarbij kort gezegd rekening houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. Dit geldt overigens niet alleen binnen franchiserelaties.  

Hoe pakte dit uit? 

De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen omdat naar haar oordeel niet is voldaan aan de vereisten voor het aannemen van een schadeplicht na afgebroken onderhandelingen.

Het hof geeft de kandidaat franchisenemer deels gelijk. Het hof stelt voorop dat elk van de partijen gerechtigd om de onderhandelingen af te breken. Wel moeten  partijen hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen laten bepalen. De onderhandelingen mogen niet meer afgebroken worden “indien dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn”. 

De rechter neemt bij zijn beoordeling de volgende punten mee:

  • de mate waarin de afbrekende partij tot het ontstaan van het vertrouwen in de totstandkoming van de overeenkomst heeft bijgedragen;
  • de gerechtvaardigde belangen van de partij die de onderhandelingen afbreekt;
  • of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan;
  • indien sprake is van onvoorziene omstandigheden en de onderhandelingen zijn voortgezet  welke rol het vertrouwen nog speelde ten tijde van het afbreken van de onderhandelingen;
  • in het algemeen zal een afbrekende partij niet snel aansprakelijk zijn.

Het hof beoordeelt vervolgens de feiten. Het wervingsproces van Burger King is zo ingericht dat een 9 stappenplan doorlopen moet worden. Dit wist de kandidaat franchisenemer Het proces in de onderhavige zaak stokte al na stap 4. Kandidaat franchisenemer stelt echter dat Burger King zichzelf niet aan het 9 stappenplan heeft gehouden door alvast de franchiseovereenkomst toe te sturen en alvast uitvoering te geven aan stap 8. Volgens de kandidaat franchisenemer stond niets meer aan de afronding van het franchisetraject in de weg. Volgens hem hield het afbreken van het traject (enkel) verband met de verkoop van de formule aan Citoyen als gevolg waarvan het franchisebeleid van Burger King in Nederland is gewijzigd. Vanaf dat moment was geen plaats meer voor nieuwe franchisenemers. 

Het hof vindt dat de genoemde omstandigheden onvoldoende zijn om te kunnen concluderen dat er ook een gerechtvaardigd vertrouwen bestond dat er een franchiseovereenkomst tot stand zou komen. De kandidaat franchisenemer wist immers dat het volledige 9 stappenplan doorlopen moest worden voordat een franchiseovereenkomst getekend zou kunnen worden. Noemenswaardig is daarbij wel dat de kandidaat franchisenemer zelf heeft verklaard dat hij ermee bekend was dat Burger King een strak geregelde organisatie was en dat hij bekend was met de stappen. 

Kort en goed concludeert het hof dat er geen grondslag voor aansprakelijkheid van Burger King wegens onrechtmatig handelen. Wel moet Burger King bepaalde kosten vergoeden van de kandidaat franchisenemer.  

Het was Burger King op 1 september 2010 (datum van de overname) bekend dat zij niet door wilde gaan met de kandidaat franchisenemer. Pas op 21 oktober 2010 heeft Burger King dat medegedeeld. Zij heeft daarmee de kandidaat franchisenemer aan het lijntje gehouden en dit is volgens het hof in strijd met hetgeen het maatschappelijk verkeert betaamt. Om die reden dient Burger King de kosten die zijn gemaakt in de periode tussen 1 september 2010 en 21 oktober 2010 te vergoeden. 

De uitspraak

Deze uitspraak benadrukt nogmaals dat het van groot belang is voor uw franchiseorganisatie om een duidelijk en inzichtelijk wervingsproces te hebben en de stappen tot aan het tekenen van de franchiseovereenkomst vooraf aan de kandidaat franchisenemer duidelijk te maken.

Bovendien is het verstandig om een intentieovereenkomst te gebruiken, waarin naast afspraken over geheimhouding afspraken kunnen worden gemaakt over eventuele kosten die de franchisenemer moet betalen. Het is voor u als franchisegever van belang om duidelijke afspraken te maken over de kosten die door de kandidaat franchisenemer betaald moeten worden en wat hiermee gebeurt indien wel een franchiseovereenkomst tot stand komt en wanneer geen franchiseovereenkomst tot stand komt. 

Linda Relouw
Köster Advocaten

Linda Relouw