Het wetsvoorstel Wet Franchise in vogelvlucht

Eind 2018 heeft de wetgever het wetsvoorstel Wet Franchise gepubliceerd. Een wetsvoorstel die beoogt om een elftal artikelen toe te voegen aan Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek over de franchiseovereenkomst. In dit artikel een overzicht van het volledige wetsvoorstel, teneinde de lezer inzicht te geven in de systematiek van het wetsvoorstel. 

Artikel 7:911 BW

In dit artikel worden enkele begrippen uit de Wet Franchise toegelicht, zodat duidelijk is wat daarmee wordt bedoeld. Denk daarbij onder meer aan termen als ‘franchiseformule’, ‘franchiseovereenkomst’ en ‘handboek’.

Artikel 7:912 BW    

In dit artikel is opgenomen dat partijen zich jegens elkaar dienen te gedragen als goed franchisegever en goed franchisenemer. Volgens de wetgever heeft deze bepaling meerwaarde omdat het een concrete norm zou bieden, ondanks de algemene formulering. 

Artikel 7:913 BW

Op grond van dit artikel dienen franchisegever en franchisenemer elkaar tijdig – zowel voor als tijdens de samenwerking – alle informatie te verstrekken waarvan ze weten of kunnen vermoeden dat deze informatie relevant kan zijn. Deze informatie dient schriftelijk verstrekt te worden of op een andere (duurzame) gegevensdrager. De informatie moet zo geformuleerd en gerangschikt zijn dat de gevolgen van het sluiten van de franchiseovereenkomst zijn te overzien voor partijen.

Artikel 7:914 BW

Precontractuele informatie – zie ook artikel 7:913 BW – dient tenminste vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst te worden verstrekt. In deze periode mag franchisegever geen wijzigingen doorvoeren in de franchiseovereenkomst voor zover dat nadelig is voor franchisenemer. Ook mag franchisegever in deze periode geen franchiseovereenkomst (of daarmee verbonden overeenkomst) sluiten met franchisenemer. De wetgever merkt in de toelichting op dat bij complexe of omvangrijke informatie een langere termijn denkbaar is.

Artikel 7:915 BW

In dit artikel wordt nogmaals geregeld dat franchisegever en franchisenemer elkaar alle benodigde informatie moeten verstrekken die van belang is voor het sluiten en de uitvoering van de franchiseovereenkomst. Daarnaast dient franchisegever bepaalde informatie te verstrekken, zoals de contactgegevens van  andere franchisenemers en van het vertegenwoordigende orgaan van franchisenemers. Ook dient franchisegever “financiële gegevens” met betrekking tot de beoogde locatie aan franchisenemer te verstrekken. Dat lijkt te duiden op een verplichting tot het verstrekken van een exploitatieprognose, hoewel er ook argumenten zijn te bedenken waarom dat niet het geval is. De wetgever benoemt in ieder geval de term ‘prognose’ niet concreet.

Artikel 7:916 BW

In dit artikel wordt wederom een verplichting op partijen gelegd om elkaar informatie te verstrekken, ditmaal tijdens de duur van de franchiseovereenkomst. Partijen dienen elkaar te informeren over wijzigingen in hun financiële positie voor zover daardoor de franchiseovereenkomst niet (ongewijzigd) kan worden voortgezet. Ook beoogde handelingen of gedragingen die niet leiden tot de wijziging van de franchiseovereenkomst moeten gemeld worden voor zover deze betrekking hebben op de franchiseformule (of een afgeleide formule) en die aanzienlijk invloed (kunnen) hebben op de exploitatie van franchisenemer. Op grond van dit artikel dient franchisegever in ieder geval (tijdig) informatie te verstrekken over beoogde wijzigingen in de franchiseovereenkomst en gevraagde investeringen. Aldus de toelichting van de wetgever gaat het daarbij ook om minder omvangrijke investeringen. 

Artikel 7:917 BW

Via dit artikel kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de aard, inhoud en wijze van verstrekken van de informatie zoals bedoeld in artikel 7:913, 7:915 en 7:916 BW. De wetgever wil hiermee de opening open houden om nadere detaillering toe te passen op de wet. De Tweede en Eerste Kamer zijn in principe niet betrokken bij de totstandkoming van dergelijke algemene maatregelen van bestuur in tegenstelling tot reguliere wetgeving.

Artikel 7:918 BW

Franchisegever dient op grond van dit artikel alle bijstand alsmede commerciële en technische ondersteuning te verstrekken die redelijkerwijs nodig zijn voor franchisenemer om de formule te kunnen exploiteren. De wetgever vindt dergelijke hulp een kernelement van franchise en het wordt beschouwd als onontbeerlijk voor een gezonde franchise.

Artikel 7:919 BW

Dit artikel stelt enige inhoudelijke eisen aan de franchiseovereenkomst. Zo moet in ieder geval bepaald zijn op welke wijze wordt vastgesteld welke goodwill aanwezig is in de franchiseonderneming en hoe deze goodwill (eventueel) voor vergoeding in aanmerking komt. Ook dient opgenomen te zijn dat er tenminste jaarlijks overleg plaatsvindt tussen partijen. Verder bepaalt dit artikel dat een (geheel of gedeeltelijk) verplichte inkoop enkel geldig is als hiervoor de in het handelsverkeer gebruikelijke voorwaarden gelden. Een postcontractueel non-concurrentiebeding is slechts geldig als het de duur van één jaar niet overschrijdt en de geografische reikwijdte niet ruimer is dan het gebied dat de franchisenemer mocht exploiteren op grond van de franchiseovereenkomst. Een wijziging van de franchiseovereenkomst die aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de exploitatie van franchisenemer vergt voorafgaande instemming van twee derde meerderheid van het vertegenwoordigde orgaan van franchisenemers, dan wel – bij gebreke van een dergelijk orgaan – franchisenemer.

Artikel 7:920 BW

Op grond van dit artikel dient twee derde van het vertegenwoordigde orgaan van franchisenemers of de betreffende franchisenemer in te stemmen met een handeling die geen beslag krijgt in de franchiseovereenkomst maar wel aanzienlijke gevolgen heeft. Het is volgens de wetgever dan ook de tegenhanger van artikel 7:919 BW hoewel in dat geval de franchiseovereenkomst wordt gewijzigd.

Artikel 7:921 BW

In dit artikel is bepaald dat de Wet Franchise dwingend recht bevat waarvan niet ten nadele (wel ten voordele) van franchisenemer kan worden afgeweken. Wordt er wel ten nadele afgeweken, dan kan franchisenemer de (rechts-)handeling vernietigen. De wetgever wil hiermee eventuele twijfel wegnemen over het verplichtende karakter van het wetsvoorstel. 

Lees meer over:
Stel je vraag aan Jan-Willem Kolenbrander
CAPTCHA