NFC: noodzaak of splijtzwam?
De Nederlandse Franchise Code (NFC) die op 17 februari aan minister Kamp is overhandigd houdt de gemoederen in franchiseland bezig. Een splitsing tussen voor- en tegenstanders heeft zich afgetekend. En dat was nu net niet de bedoeling van dit aanvankelijk zelfregulerende document dat de minister inmiddels in de wet wil verankeren.
Misstanden en conflicten bij franchiseformules vormden de inleiding tot het idee van een document waarin duidelijk de rechten en plichten van franchisenemers en franchisegevers beschreven zouden worden. De bestaande Europese Erecode wat betreft franchising werd daarbij als uitgangspunt genomen door de schrijfcommissie. In de aanloop naar de NFC heeft Jan van Vliet als voorman van de franchisenemers van Albert Heijn ‘de worsteling zien ontstaan tussen franchisegevers en franchisenemers’. “Dat had alles te maken met gunnen en verdelen.” De verschillen van mening werden steeds breder en met name in het onderhandelingstraject zag hij een achterstandspositie bij de franchisenemers. Die laatste groep zou professionele kennis ontberen en daardoor zwakker staan bij contractonderhandelingen. Later, als bestuurslid van de FANed (Franchisenemers Alliantie Nederland) zocht hij steun bij de politiek, tot in Brussel, ‘om de ongelijkheid te doorbreken’.
In 2014 kwamen meerdere conflicten en misstanden aan het licht bij onder meer Albert Heijn, Bakker Bart, HEMA en Olympia Uitzendbureau. Franchisenemers kregen bijvoorbeeld zomaar forse prijsstijgingen opgelegd. Het televisieprogramma Zembla wijdde er een veelbesproken uitzending aan. De politieke druk liep op en minister Henk Kamp van Economische Zaken besloot zelfregulerende gedragsregels te laten opstellen, in samenspraak met franchisegevers en franchisenemers. Beide groepen werden vertegenwoordigd in de schrijfcommissie.
Steeds meer ruimte
De NFC is er en heeft ‘een enorm verzet teweeggebracht’, stelt Van Vliet vast. “Dat is jammer want het is slechts een raamwerk. Voor elk format biedt de gedragscode een uitstekend platform voor samenwerking. Daarachter kunnen formules maatwerkovereenkomsten sluiten.” Hij heeft wel een verklaring voor het oproer. “Een aantal franchisegevers heeft steeds meer ruimte genomen in de loop der jaren en voelt zich nu beperkt. Als je altijd 140 rijdt en je moet ineens terug naar 100 geeft dat verzet. Maar het werd hoog tijd dat er goede afspraken werden gemaakt.” Een wettelijke borging van de NFC noemt hij een volgende stap die nodig is om bij conflicten voor de rechtbank ook van waarde te zijn. “De Europese Erecode wordt niet eens door de rechter bekeken.” Lijnrecht tegenover de opstelling van Van Vliet staat de mening van Ralph Markwat van FHC Formulebeheer. Zijn berichten op de sociale media zijn weinig verhullend: “De Nederlandse supermarktcode is ongeschikt.” En: “Soft franchise, kleine formules, start-ups, internationale concepten, shop-in-shop en inkoopcombinaties worden door de NFC volledig buitenspel gezet.”
Consultatieversie
Dat het ‘een supermarktcode’ betreft beargumenteert hij door erop te wijzen dat conflicten bij supermarktformules aan de wieg hebben gestaan van de nieuwe gedragsregels. En hij noemt het saillant dat een grote ondernemer van Albert Heijn namens de franchisenemers in de schrijfcommissie zat. “Zijn onderneming is groter dan mijn gehele organisatie als franchisegever. Dit geeft de scheve proporties aan in het begrip franchise, dat nu in één code is gevat." Samen met een aantal horecaformules had hij een juridische deskundige afgevaardigd in de klankbordgroep van franchisegevers. “Ook hebben we aan alle vormen van overleg en debatten deelgenomen. Maar toch is het volstrekt onduidelijk hoe het eindresultaat tot stand is gekomen. Er waren 289 pagina’s opbouwende kritiek op de consultatieversie van juli 2015, maar de inhoud van het huidige document is voor het overgrote deel hetzelfde gebleven.” En die inhoud stelt de branche in een verkeerd daglicht, vindt hij. “Franchise wordt gepositioneerd als onevenwichtig en waar op basis van macht wordt gehandeld. Terwijl verreweg de meeste franchisenemers en -gevers wel evenwichtig en succesvol samenwerken.“ Ook spreekt hij van een mediaoffensief tegen de branche. “De situatie die geschetst wordt, is volstrekt niet representatief. De problemen in franchise zijn ook onder andere in de bouw en bij automobielbedrijven aanwezig.”
Wettelijke verankering
Hij is niet tegen een gedragscode op zich. “Een code geeft franchise een status en duidelijkheid over de wijze van samenwerken. Bijvoorbeeld dat startende franchisenemers niet in een gespreid bedje terechtkomen en dat zelfstandig ondernemen binnen franchise niet gelijk is aan een dienstverband. Maar nu werkt de code averechts, door het beeld dat franchisegevers op alle fronten moeten ontzorgen. Dat is niet realistisch, zeker niet bij soft franchiseformules. De mate van zorg is, naast wat partijen samen hebben afgesproken, ook afhankelijk van de hoogte van de franchisefee. Die varieert bij formules van 75 euro per maand tot ruim 10 procent van de omzet."
De conflicten bij met name Bakker Bart en Albert Heijn hebben volgens hem geleid tot een aanpak door de politiek ‘vanuit emotie’. “Zonder representatief onderzoek te doen naar hoe de branche in elkaar zit.” Dat er nu naar wegen wordt gezocht om de code wettelijk te borgen, voelt voor hem ‘als bedrog’. “Er is ons altijd voorgehouden, ook door de politiek, dat de zelfregulerende code juist in plaats van de wet is.” Door wettelijke verankering vreest hij dat het 'pas toe of leg uit’-principe geen houvast meer biedt om binnen soft franchise, inkoopcombinaties en samenwerkingsverbanden af te wijken van de verplichtingen die bij hard franchise van toepassing zijn. Bij de franchisenemers van FHC Formulebeheer is de NFC nauwelijks bekend, bleek toen hij enkele van de ruim 110 aangesloten ondernemers ermee confronteerde. "Wat moeten we hiermee?” was volgens Markwat hun commentaar. “De code zoals die er nu ligt, kunnen wij niet toepassen. We gaan er samen met de franchisenemers een apart document van maken. Een aantal zaken nemen we wel over.”
Werkgever-werknemerrelatie
Minder vernietigend in zijn kritiek maar nog steeds niet mals is Ton van der Tang, franchisegever van Fortune Coffee. Waarom ben je nog franchisegever?, was het eerste dat hij zich afvroeg na het lezen van het volgens de schrijvers ‘levend en richtinggevend instrument’. “Er zitten wel heel veel veiligheden in voor de franchisenemer ten opzichte van de franchisegever. Ik kreeg de indruk dat het om een werkgever-werknemerrelatie ging.”
Tegen de veertien verplichtingen van de franchisegever staan zeven plichten van de franchisenemer beschreven in de NFC. Daarmee is de balans weg, vinden critici zoals Van der Tang. “Ik ben wel een voorstander van verduidelijking van de regels, in jip-en-janneketaal. Dat proberen we ook in ons eigen handboek toe te passen. Maar een gezonde relatie met risico’s moet je accepteren. Het kan niet zo zijn dat de ene partij helemaal gedekt is en de ander aangeschoten wild.” Hij geeft het voorbeeld van het non-concurrentiebeding. “Dat wordt nu bij de franchisegever neergelegd. Bij het inroepen ervan moet hij zijn belang aantonen.”
Hij voelt zich wel goed vertegenwoordigd door de twee schrijvers namens de franchisegevers, Jos Boot en Ab van der Borg. “Ik benijd hen niet. Je doet het nooit goed omdat er zulke grote verschillen zijn. Het is moeilijk om alle franchisegevers op één lijn te krijgen.”
Onafhankelijk kwaliteitskeurmerk
Hij zal de NFC naleven, zeker als die in de wet wordt geborgd. Tegelijkertijd betwijfelt hij de werkbaarheid ervan. Met zijn franchisenemers heeft hij er nog niet over gesproken, het is ‘te vers’. “Er wordt ook niet naar gevraagd. Het leeft niet bij de franchiseraad.” Veel liever had hij een onafhankelijk kwaliteitskeurmerk voor franchiseformules gezien, waarbij onder meer jaarcijfers en zorg getoetst worden. “Zodat franchisenemers weten waarmee ze in zee gaan.” Ben Buitelaar van uitvaartformule Yarden heeft geen behoefte aan de NFC. “We hebben een goede franchisenemersovereenkomst, overlegstructuur en een handboek. Ik zit niet op die code te wachten. De Europese Erecode vond ik voldoende. Er is genoeg jurisprudentie opgebouwd in de loop der jaren.” Zijn grootste bezwaar is ‘de eenzijdige belichting vanuit de franchisenemers’. “En de regels zijn te uitgebreid. Het perkt het ondernemerschap in. Dat is jammer, want dat is nu juist de kracht van franchise.” Voordat hij de NFC bespreekt met zijn franchisenemers gaat hij zich er nog eens goed in verdiepen om te bepalen of het consequenties heeft voor Yarden. “Volgens mij niet.”
Primera is een coöperatie, maar wettelijk gezien valt ook deze samenwerkingsvorm onder franchise. En dus is de gedragscode relevant voor de 482 leden van de formule van tabak en lectuur. Daarom bestudeert een advocatenkantoor het 21 pagina’s tellende document, laat algemeen directeur Harry Jol weten. “We gaan kijken of er iets in staat dat wij nog niet hebben en of dat aan onze reglementen toegevoegd moet worden. Dat bespreken we dan met onze leden.”
Arbitragecommissie
Primera heeft zelf regels en statuten, benadrukt hij. “We trekken ons eigen plan. Onze leden zijn mede-eigenaren, dus wij hebben al een andere benadering dan de meeste franchisegevers. De transparantie is goed geregeld, dat is inherent aan de coöperatie.”
Hij vermoedt dat die werkwijze zorgvuldig genoeg is en de nieuwe code weinig zal bijdragen. “Wij doen bijvoorbeeld al gedegen vestigingsonderzoeken, met een second opinion. Over de prognoses dragen we zelf verantwoording. Mochten die niet uitkomen dan hebben we daar nog een fonds voor.” Indien er toch een conflict ontstaat, dan is daar de eigen arbitragecommissie. “Maar in die 23 jaar dat ik hier zit is die nog nooit bij elkaar gekomen voor de oplossing van een probleem tussen de centrale administratie en de ondernemers.” Dat het wel goed zit tussen het hoofdkantoor en de leden, illustreert Jol met de resultaten van de tweejaarlijkse tevredenheidsonderzoeken onder de leden. Daarbij scoort Primera ‘een dikke 8,7’. Hij gelooft wel dat de NFC een doel dient. “Ik denk dat veel franchisecontracten nu te eenzijdig in het voordeel van het hoofdkantoor zijn en dat franchisenemers iets meer bescherming verdienen. Het is goed om de samenwerking te definiëren en duidelijk te zijn over de kosten en opbrengsten. En daarmee ondermijnt deze code het ondernemerschap echt niet.” Dat de NFC heftige reacties oproept en tot een tweedeling leidt onder franchisegevers betreurt hij. “Er is in het lopende proces door de schrijvers kennelijk te weinig gecommuniceerd met de achterban.”
Onwetendheid
Dat laatste bestrijdt Jos Boot, franchisegever van The Read Shop en een van de schrijvers van de franchisecode. “Maar van begin af aan bleek er grosso modo aan franchisegeverkant geen behoefte aan een verandering in de situatie. Feitelijk zit niemand te wachten op een nieuwe code.” Het beoogde doel van samenwerking en regulering op basis van de NFC is nog niet bereikt, moet hij vaststellen. “In plaats daarvan hebben veel franchisegevers er juristen op gezet. Die vinden nu wat van de code, terwijl de franchisegevers zelf stil zijn.” Dat de overheid heeft ingegrepen en de gedragscode in het leven heeft geroepen, zegt volgens Boot genoeg over de noodzaak ervan. “Blijkbaar is de franchisesector er niet in geslaagd het zelf op te lossen.” De problemen beperken zich niet tot de paar zaken die in het nieuws zijn geweest, en zijn lange tijd gebagatelliseerd, benadrukt hij. “Elke franchisegever maakt wel een rechtszaak mee, ik ook.” Hij vermoedt dat onwetendheid aan de basis ligt van de storm van kritiek die is losgebarsten. “Hoeveel franchisegevers hebben de code nu goed gelezen en het ‘pas toe of leg uit’-principe begrepen? Formules hebben namelijk alle ruimte om er een eigen invulling aan te geven.”
In zijn rol als franchisegever heeft hij met de franchiseraad de NFC besproken en laat nu een adviesbureau uitzoeken of de bestaande overeenkomsten moeten worden aangepast. Vervolgens gaat hij weer met de franchiseraad aan tafel. Hij hoopt dat collega’s die werkwijze volgen en ‘de code gewoon toepassen’. Maar op de bijeenkomst van de Nederlandse Franchise Vereniging (NFV) over het onderwerp op 10 maart hoorde hij meer stemmen voor nader onderzoek. “Die partijen willen achteruitonderhandelen, maar dat kan dus niet meer.”