Mag je onderhandelingen afbreken?

Onlangs heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad vonnis gewezen in een geschil tussen een franchisegever en een kandidaat-franchisenemer. De vraag die in onderhavige kwestie speelde, was of een franchiseovereenkomst tot stand komt nadat partijen over een groot aantal belangrijke zaken overeenstemming hebben bereikt.

Wat was er aan de hand? Na twee maanden onderhandelen zijn de franchisegever en de kandidaat-franchisenemer het eens geworden over de hoofdcomponenten van een franchiseovereenkomst, zoals ingangsdatum, locaties, entreefee en franchisefee. Kandidaat-franchisenemer, die werknemer was van de franchisegever, ontkent dat een overeenkomst tot stand is gekomen en stelt dat slechts sprake is van beginselovereenstemming. Kandidaat-franchisenemer wilde voor ondertekening een adviseur raadplegen, aangezien franchisegever geen haalbaarheidsonderzoek had verricht en evenmin een omzetprognose had gemaakt. Uiteindelijk heeft de kandidaat-franchisenemer de onderhandelingen afgebroken. De vraag is of het de kandidaat-franchisenemer vrijstond om het aan hem ter ondertekening voorgelegde franchisecontract te verwerpen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de franchisegever zich ervan dient te vergewissen dat een kandidaat-franchisenemer zonder voorbehoud akkoord is met alle bepalingen van het franchisecontract. Franchisegever had volgens de rechtbank de gerechtvaardigde belangen van de kandidaat niet uit het oog mogen verliezen, meer speciaal omdat de werknemer had aangegeven dat hij eerst een beeld wilde hebben van alle ‘ins en outs’ van het franchisecontract, alvorens met franchisegever in zee te gaan. In die zin rustte op franchisegever volgens de rechtbank een onderzoeksplicht en de nodige voorzichtigheid. Het feit dat partijen het over een aantal belangrijke uitgangspunten eens zijn worden, maakt in dit geval volgens de rechtbank niet dat al sprake is van een partijen bindende (romp)overeenkomst. Het stond de kandidaat-franchisenemer daarom vrij om de onderhandelingen af te breken.

Aanvullend oordeelt de rechtbank dat zelfs indien de kandidaat-franchisenemer een verwijt zou zijn te maken voor het afbreken van de onderhandelingen, dit de franchisegever niet baat. Een vordering tot vergoeding van misgelopen franchisefee en entreegeld strandt, omdat het daarbij niet om een op een negatief contractsbelang (het nadeel dat franchisegever lijdt doordat de overeenkomst niet tot stand is gekomen) toegespitste vordering gaat. Een vordering tot vergoeding van franchisefee en entreegeld behelst immers het positief contractsbelang (dat wil zeggen: het financiële voordeel dat het niet tot stand gekomen franchisecontract voor franchisegever zou hebben gehad) en daarvoor is bij afgebroken onderhandelingen - behoudens bijzondere omstandigheden die hier niet gesteld zijn - geen plaats. Franchisegever mocht er volgens de rechtbank namelijk niet op vertrouwen dat in ieder geval enigerlei contract uit de onderhandelingen zou resulteren.

Een partij mag er dus niet te snel op vertrouwen dat bij overeenstemming over de hoofdcomponenten een overeenkomst tot stand zal komen. Het afbreken van onderhandelingen is in beginsel toegestaan, waarbij slechts in bijzondere gevallen ruimte zal zijn voor vergoeding van de hierdoor geleden schade. Dit neemt niet weg dat voorzichtigheid is geboden. Met name bij het opstellen van intentieverklaringen is het belangrijk dat hier duidelijke afspraken over worden gemaakt om een mogelijke aansprakelijkheid te voorkomen.