Ex-franchisenemer (Ster Videotheken) krijgt in hoger beroep geen gelijk

Op 5 maart 2003 heeft het Gerechtshof Leeuwarden in hoger beroep het vonnis van de Rechtbank op 28 februari 2001 bekrachtigd. Franchisegever (Ster Videotheken) en Koelewijn & Partners (opsteller van het haalbaarheidsrapport) zijn in casu niet aansprakelijk voor het niet realiseren door franchisenemer van de afgegeven omzetprognoses. Op de franchisegever rustte ook niet de plicht om aan de franchisenemer omzetprognoses af te geven. Zo’n rapport biedt ook geen garantie dat prognoses door de franchisenemer worden behaald.    

Een ex-franchisenemer (Boer) vorderde destijds primair bij Ster Videotheken (Ster), franchisegever  en Koelewijn & Partners (Koelewijn), opsteller van een haalbaarheidsrapport, een schadevergoeding van ƒ 270.605,00 (€ 122.795,19). Ex-franchisenemer wenste aannemelijk te maken dat het niet uitkomen van de door Koelewijn gegeven omzetprognoses te wijten is aan Ster en/of  Koelewijn. Koelewijn had in opdracht en voor rekening van Boer een rapport uitgebracht inzake de haalbaarheid van Ster Videotheek Vlagtwedde. Boer stelde daarnaast dat Ster niet heeft voldaan aan haar contractuele zorgplicht jegens Boer voor zover er van wordt uitgegaan dat op Ster de plicht rustte er voor te zorgen dat Boer de geprognosticeerde resultaten zou behalen dan wel daarvoor de voorwaarden zou creëren. Ook stelde Boer nog dat Ster haar advies- en bijstandsverplichting (als goed franchisegever) heeft verzaakt. De Rechtbank wees de vorderingen van Boer jegens Ster en Koelewijn al af. Boer krijgt ook in hoger beroep geen gelijk.  

Oordeel van het Hof 

Het Hof stelt bij de beoordeling van de grieven van Boer in het algemeen voorop dat de aard van een franchiseovereenkomst in het algemeen niet met zich meebrengt dat, naar redelijkheid en billijkheid geoordeeld, op de franchisegever de plicht rust om een franchisenemer in te lichten omtrent de te verwachten omzet of winst. Het Hof refereert hier rechtstreeks aan het arrest van de Hoge Raad van 25 januari 2002 (RvdW 2002, 22, NJ 2003, 31). Boer heeft geen feiten of omstandigheden aangegeven op grond waarvan in deze zaak van dit algemene uitgangspunt zou moeten worden afgeweken. Op Ster rustte derhalve ook niet een zodanige plicht. 

Het Hof oordeelt vervolgens dat Boer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet uitkomen van de door Koelewijn gegeven prognoses te wijten is aan Ster en/of Koelewijn. Het door Boer aan de Logi Adviesgroep opgedragen rapport uit 2002, levert ook geen concrete aanwijzingen dat het haal-baarheidsrapport van Koelewijn niet zorgvuldig tot stand is gekomen en/of anderszins niet voldoet aan hetgeen van een redelijk en bekwaam handelend rapporteur mag worden verwacht. 

Het Hof constateert vervolgens dat Boer geen actieve verhuurder van video’s bleek te zijn. Daarbij worden als vaststaande feiten door het Hof aangenomen dat Boer zijn videotheek op jaarbasis 1.012 uren minder geopend heeft gehouden dan waarvan het rapport van Koelewijn destijds is uitgegaan. Ook zou Boer slechts één regiovergadering van de negentien vergaderingen hebben bezocht, en zou hij tussen juli 1995 en juni 1998 tien maal zijn bezocht door rayonmanagers van Ster.

Strekking van een haalbaarheidsonderzoek

Het Hof oordeelt eveneens dat onderzoeken als van Koelewijn en van Logi, naar ‘hun aard in belangrijke mate zijn gebaseerd op en verweven met algemeenheden en veronderstellingen en dat de mate waarin de prognoses kunnen worden gerealiseerd mede afhankelijk is van een aantal concrete omstandigheden die vooraf slechts veronderstellenderwijs zijn te bepalen en mede afhankelijk is van de niet (steeds) vooraf te taxeren kwaliteiten en de inspanningen die de ondernemer zal plegen. Een dergelijk rapport biedt dan ook in beginsel niet de garantie dat deze veronderstellingen door de ondernemer zullen worden bewaarheid.’ De enkele omstandigheid dat de betrokken ondernemer de in een zodanig rapport neergelegde prognoses niet heeft kunnen realiseren, rechtvaardigt dan ook niet de conclusie dat het onderzoek en de prognoses niet overeenstemmen met hetgeen van een redelijk zorgvuldig en vakbekwaam uitgevoerd onderzoek en gedane prognose mag worden verlangd. 

Het Hof vindt ook niet dat er op Ster een zorgplicht rustte om ervoor zorg te dragen dat Boer de ge-prognosticeerde resultaten zou behalen, dan wel daarvoor voorwaarden te creëren. Ster kan daardoor niet worden verweten dat Boer de in het rapport vermelde omzet en winst niet heeft behaald. Ook is er niet aannemelijk gemaakt dat Ster tekort is geschoten in het door Boer beweerde gebrek aan begeleiding en ondersteuning. Boer heeft ook niet concreet om advies of begeleiding gevraagd, los van de reeds genoemde omstandigheden zoals de verminderde openingstijden, het niet bezoeken van vergaderingen en de regelmatige bezoeken van de rayonmanagers.

Het arrest van het Hof bouwt voort op het genoemde arrest van de Hoge Raad, waarin gesteld wordt dat de franchisegever in het algemeen niet verplicht is de franchisenemer in te lichten over de omzet- en winstverwachting. Daarnaast geeft het Hof een duidelijke zienswijze over de aard en strekking van haalbaarheidsonderzoeken en welke rechten daaraan ontleend kunnen worden.

Checklist

Voor franchisegever en franchisenemer gelden de volgende in acht te nemen rechtsregels.
In de precontractuele fase, voordat de franchiseovereenkomst tot stand komt, gelden er voor franchi-segever en kandidaat-franchisenemer over en weer informatie- en onderzoeksplichten. Franchisegever dient de kandidaat-franchisenemer over de franchiseformule en de boogde franchisesamenwerking optimaal te informeren. De Europese Erecode inzake franchising geeft aan over welke onderwerpen de kandidaat-franchisenemer dient te worden ingelicht. 

De aard van een franchiseovereenkomst brengt in het algemeen niet met zich mee dat, naar redelijkheid en billijkheid geoordeeld, op de franchisegever de plicht rust om een franchisenemer in te lichten omtrent de te verwachten omzet of winst.
Een haalbaarheidsonderzoek met omzet- en winstprognoses kan partijen -franchisegever, franchise-nemer en de bank- inzicht verschaffen ter zake de te verwachten omzet en resultaten. Deze prognoses hebben vaak een gunstig of doorslaggevend effect op de besluitvorming om de franchisesamenwerking aan te gaan. Ik ga er daarbij vanuit dat de franchisegever en de opsteller de noodzakelijke zorgvuldigheid en objectiviteit betrachten bij het opstellen van het haalbaarheidsonderzoek. Daarbij dient de franchisegever de kandidaat-franchisenemer te wijzen op eventuele onjuiste gegevens en veronderstellingen die zijn opgenomen in zo’n onderzoeksrapport. Het Hof geeft een duidelijke hand-leiding wat een franchisenemer van zo’n haalbaarheidsonderzoek mag verwachten. Zo’n onderzoek biedt niet de garantie dat prognoses door de franchisenemer zullen worden gerealiseerd. De kwaliteiten, inspanningen en inzet van de franchisenemer voor zijn zaak zijn steeds van doorslaggevende betekenis. Omzet komt ook niet aanwaaien. In onderhavige zaak bleek dat er sprake was van een minder actieve franchisenemer, voor zover het zijn franchisezaak betrof. Los van onvoorziene factoren is de franchisenemer zelf in hoge mate verantwoordelijk voor zijn resultaten. De mate waarin de franchisegever bij tegenvallende resultaten de franchisenemer dient te ondersteunen, is afhankelijk van  de situatie. Indien de franchisegever zich extra zou inspannen bij het ondersteunen van de franchisenemer, blijft de inzet en medewerking van de franchisenemer een vereiste.
  

Mr. Jeroen H.G.A.J. Janssen,
franchise-jurist, heeft een franchiseadviespraktijk (Franchise Consultancy Services) in Maastricht.
 

Lees meer over:
Franchise+ Franchiseplus
Redactie