Coöperatie Landwinkel groeit fors: van boer naar winkelier

De interesse voor verse producten uit eigen streek is groot. De verkoop van producten van de eigen boerderij is er altijd geweest. Sinds vorig jaar hebben een groot aantal agrariërs hun krachten gebundeld in het Landwinkel-concept. Een coöperatieve soft franchiseformule die haar leden helpt om een begrip te worden in de verkoop van boerderij- en streekproducten. 

Sinds de start van de Landwinkel in maart 2006 hebben zich inmiddels 61 boerderijwinkels bij de coöperatie aangesloten. Dat gebeurde zonder al te veel acquisitie. “Want daar zijn we eigenlijk nog niet goed aan toegekomen,” vertelt Arris Hardeman, in het dagelijks leven boer, exploitant van een Landwinkel in Veenendaal, dagelijks bestuurslid van de verenging en woordvoerder van Landwinkel. “De verkoop van streekproducten van de eigen grond kan een belangrijke bron van inkomsten zijn voor een boerenbedrijf. Vanuit die gedachte zijn wij een 2005 een proef gestart met een samenwerkingsverband onder de naam Landwinkel. We konden starten door een subsidie van SPN en LTO (StreekProducten Nederland en de Land- en TuinbouwOrganisatie - red.). Landwinkel komt in feite voort uit al bestaande samenwerkingsverbanden zoals de Boerderij Pluswinkel, Vallei Landwinkels, Groene Hart Landwinkels en een aantal individuele winkels. Dat leverde een vliegende start op. Het concept slaat aan.”

Arris Hardeman: “De agrarische sector heeft het moeilijk. Ons doel is om een mooi landschap en leefbaar platteland te behouden. Dat kan alleen als je als boer een boterham kunt blijven verdienen. Verkoop van boerderij- en streekproducten kan daarbij een belangrijke rol spelen. Dat is niet voor iedereen weggelegd: het bewerken van je land of de omgang met je dieren vergen hele andere eigenschappen dan het omgaan met consumenten. Dat is niet voor iedereen weggelegd. Maar er blijven voldoende boeren over die wél de stap naar een professionelere verkoop kunnen en willen zetten.”

Variatie

Wat de Landwinkels gemeen hebben is een geelgroene vlag in de vorm van een banner en een Landwinkelbord voor de deur. Daar houdt de overeenstemming voorlopig bijna bij op. Want de onderlinge verschillen zijn groot: er zijn Landwinkels met een verkoopoppervlakte van nauwelijks tien vierkante meter en Landwinkels met ruim 150 vierkante meter verkoopoppervlakte. Er zijn Landwinkels die biologische producten verkopen, maar dat geldt niet voor alle aangesloten Landwinkels. Ongeveer tachtig procent van de winkelomzet wordt gemaakt met producten van de eigen boerderij. Het resterende twintig procent wordt gemaakt met producten van andere leden of elders.

“Die verscheidenheid is juist heel aantrekkelijk. Er zijn Landwinkels waar de winkel een nevenactiviteit is, er zijn Landwinkels waar de winkel al een behoorlijk aandeel van de totale omzet inneemt en er zijn Landwinkels die inmiddels de hoofdactiviteit zijn,” vertelt Arris Hardeman. Dat neemt niet weg dat er toch gekeken wordt naar een uniforme presentatie, bijvoorbeeld in de vorm van prijskaartjes of eigen Landwinkelproducten. Het eerste eigen merkproduct is inmiddels een feit: de appeltap. Een eigentijdse verpakking van vijf liter appelsap. “Dat loopt als een tierelier,” stelt Arris Hardeman tevreden vast.

Groei

Arris Hardeman verwacht dat het aantal Landwinkels in Nederland zal groeien naar honderd in 2011. “Sneller zou misschien kunnen, maar we moeten het ook kunnen bijbenen. Wij hebben één medewerker in dienst. De rest doen we als bestuur op vrijwillige basis. We zijn regionaal georganiseerd zodat de communicatielijnen kort zijn. Misschien lijkt een coöperatie in ondernemerskringen een ouderwets begrip. Maar dat is schijn: de Rabobank is bijvoorbeeld ook een coöperatieve vereniging. Als ik hun cijfers lees, dan zijn ze aardig bij de tijd. Met de Landwinkels willen we een meerwaarde bieden: voor de betrokken leden, maar ook voor de klanten. Onze leden kunnen nog heel wat leren op gebied van marketing en detailhandel. Daar willen wij ze graag bij ondersteunen.”