Aansprakelijkheid bij onhaalbare prognoses

Onlangs is een gerechtelijke uitspraak gedaan in een kwestie die heeft gespeeld tussen een voormalig franchisenemer van Only Natural B.V., beter bekend onder de naam Australian Home Made, zoals de franchisegever hierna onder meer zal worden aangeduid.

Uit het vonnis blijkt dat de franchisegever is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de voormalig franchisenemer in verband met de niet behaalde exploitatieprognose. 

Tussen Kip, voormalig franchisenemer, en de franchise-organisatie Australian Home Made is op 11 april 2001 een franchise-overeenkomst gesloten. Vóór het aangaan van deze overeenkomst heeft Australian Home Made aan Kip inzage gegeven in een vestigingsplaatsonderzoek betreffende de mogelijkheden van de nieuw te vestigen Australian Home Made-winkel. Per 1 september 2003 heeft Kip de exploitatie van de winkel beëindigd. 

Australian Home Made spant een procedure aan tegen Kip, waarbij Australian Home Made betaling vordert van geleverde goederen, grondstoffen, verpakkingen en te betalen franchisevergoeding, wettelijke rente over het geheel alsmede schadevergoeding vanwege het feit dat Kip eenzijdig de exploitatie van de Australian Home Made-winkel heeft gestaakt en daarmee in strijd zou hebben gehandeld met de nog doorlopende franchiseovereenkomst. De franchisegever zou daardoor inkomsten zijn misgelopen. Bovendien zou het niet eenvoudig zijn een nieuwe franchisenemer te vinden voor de gesloten winkel. 

Kip stelt hier in rechte tegenover dat aan hem voorafgaande aan de totstandkoming van de franchise-overeenkomst onjuiste prognoses zijn verschaft, mede omdat het vestigingsplaatsonderzoek te rooskleurige omzetgegevens bevatte. Voorts heeft Australian Home Made verzuimd advies en bijstand aan Kip te verlenen terwijl zij op de hoogte was van het feit dat Kip de geprognotiseerde omzet niet haalde. Kip voelt zich door toedoen van Australian Home Made benadeeld en vordert op zijn beurt schadevergoeding.

Partijen brengen het nodige in stelling waarna de rechtbank overweegt “dat tijdens de duur van de franchise-overeenkomst wel is gebleken dat de omzet van de door Kip geëxploiteerde winkel achterbleef bij de (……..) geprognotiseerde omzet en dat onder die omstandigheden op Only Natural de verplichting rustte aan Kip advies en bijstand te verlenen” en “de conclusie is dat Only Natural voor of bij het sluiten van de overeenkomst onjuiste inlichtingen aan Kip heeft verstrekt met betrekking tot de realiseren omzet in die zin, dat de in het aan Kip ter hand gestelde vestigingsplaatsonderzoek neergelegde omzetprognoses (veel) te optimistisch waren. Aangenomen moet worden dat Kip, als hij daarvan op de hoogte was geweest, de overeenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan”.

De externe opsteller van het vestigingsplaatsonderzoek blijkt zelf ook tot de conclusie te komen dat bij het opstellen van het vestigingsplaatsonderzoek (procedure) fouten zijn gemaakt. Australian Home Made probeert in rechte nog wel aan te voeren dat zij niet betrokken is geweest bij de gesprekken tussen Kip en de opsteller van de exploitatieprognose, maar dat kan haar volgens de rechtbank niet baten: “Daarbij is mede van belang dat Only Natural het gespreksverslag wel toegezonden heeft gekregen, terwijl niet is gesteld of gebleken dat zij tegen de inhoud daarvan ooit bezwaar heeft gemaakt.” 

Partijen procederen voort hetgeen uiteindelijk leidt tot integrale afwijzing van al hetgeen Australian Home Made heeft gevorderd en tot toewijzing van concrete schadevergoeding aan Kip, te voldoen door Australian Home Made. De procedure bij de rechtbank is daarmee  afgerond, waarbij zij opgemerkt dat Australian Home Made overweegt in hoger beroep te gaan tegen het vonnis. 

Uit dit en enkele eveneens zeer recente vonnissen blijkt dat de zelfstandige verantwoordelijkheid van de franchisegever met betrekking tot onrealistische prognoses steeds groter wordt. Reeds eerder is door de Hoge Raad, ons hoogste rechtscollege, wier uitspraken kracht van wet hebben, uitgemaakt dat een franchisegever ook dan verantwoordelijk is voor een door een franchisenemer niet- behaalde prognose indien: 

  1. de exploitatieprognose mede door de franchisenemer is opgesteld;
  2. de franchisenemer (bijvoorbeeld in verband met het verkrijgen van een financiering) bij de franchisegever aandringt op het afgeven van een gunstige exploitatieprognose;
  3. marktontwikkelingen het resultaat van de franchisenemer drukken. De franchisenemer had hier in de door hem afgegeven exploitatieprognose rekening mee moeten houden. Bij dit laatste dient bijvoorbeeld te worden gedacht aan een opengebroken winkelstraat waar de vestiging van de franchisenemer in kwestie gelegen is of het nog tot wasdom dienen te komen van een winkelcentrum. 

In de praktijk leeft nog wel eens het misverstand dat de franchisegever zijn eigen verantwoordelijkheid kan nuanceren door bij de opzet en ontwikkeling van een franchisevestiging zijn verantwoordelijkheid uit te besteden aan een marktonderzoeksbureau of de verantwoordelijkheid zelfs (ten dele) rechtstreeks neer te leggen bij de franchisenemer. Beide benaderingen verminderen de zelfstandige verantwoordelijkheid van de franchisegever op zichzelf genomen echter geenszins. 

Een franchisegever kan zijn verantwoordelijkheid maar beter eenvoudigweg ten volle nemen en zijn huiswerk zorgvuldig doen. Treedt er een probleem bij de franchisenemer op zoals in dit artikel geschetst, dan rust op de franchisegever de plicht om met concrete maatregelen de franchisenemer uit de (dreigende) bedrijfsmoeilijkheden te helpen, bijvoorbeeld door middel van een door de franchisegever te financieren relocatie, met inbegrip van verliescompensatie, gerelateerd aan de prognose die destijds als vertrekpunt heeft gediend.

Dat dat onder omstandigheden (veel) geld kan kosten mag evenmin een reden zijn tot het ontlopen van de genoemde verantwoordelijkheid van de franchisegever. Het alternatief kan immers onder meer een faillissement van de franchisenemer zijn, waardoor de schade voor de  franchisenemer en de franchisegever alleen maar oploopt – en dat terwijl bij behoorlijk en gedegen voorwerk van de franchisegever de problemen voorkomen hadden kunnen worden. Deze schade staat dan nog los van de totale maatschappelijke kosten en schade, bijvoorbeeld bestaande uit schade voor leveranciers, de verhuurder, de bank, kosten van een bewindvoerder et cetera.

Ter afdoening van een geschil doen franchisegever en franchisenemer er voorts wijs aan geen arbitragebeding in hun franchise-overeenkomst op te nemen. In de praktijk blijken dergelijke bedingen doorgaans aanmerkelijk kostenverhogend te werken. De arbiters dienen immers betaald te worden door partijen. Gelukkig is de rechterlijke macht in ons land uitstekend in staat franchisegeschillen adequaat te beoordelen en af te doen. 

Mr Th.R. Ludwig,
advocaat bij Ludwig & Van Dam Advocaten te Rotterdam. 
 

Lees meer over:
Franchise+ Franchiseplus
Redactie