“De Wet Franchise; altijd en overal?”
In deze bijdrage sta ik stil bij de Wet Franchise in internationale verhoudingen en betoog ik dat de Wet Franchise op veel van deze verhoudingen van toepassing is.
Historische oorsprong van franchising
Met een beetje een goede wil zou men kunnen zeggen dat franchise haar oorsprong vond in de middeleeuwen vanwege het verstrekken van privileges door vorsten (franchisegever) aan steden (franchisenemer) om (bijvoorbeeld) belasting te heffen. Een deel van de opbrengst moesten de steden aan de vorst afstaan. Ook ontdekkingsreizigers zou men franchisenemers kunnen noemen, waarbij men de vorst of de staat die de ontdekkingsreiziger op pad stuurde zou kunnen kwalificeren als franchisegever. Meer concreet was dan Columbus franchisenemer van de koningin van Spanje met als rayon de Nieuwe Wereld waarvan Columbus volgens afspraak 10% van de opbrengsten daaruit mocht houden.
Internationale franchise dynamiek en wetgeving
Ook vandaag de dag gaat franchise de landsgrenzen over en doen er zich situaties voor waarin bijvoorbeeld de franchisegever en franchisenemer in verschillende rechtsgebieden opereren en er vreemd (niet Nederlands) recht op de franchiseovereenkomst van toepassing is verklaard door partijen. De vraag die kan rijzen is of in dergelijke internationale situaties de Wet Franchise van toepassing is.
Casuïstiek en juridische complexiteit en internationale franchises
Het aantal variaties op internationale casuïstiek is bijna oneindig. Om het niet te complex te maken, volsta ik in deze bijdrage derhalve om aan de hand van een paar algemene gezichtspunten en met bovengenoemde casus binnen de Europese Unie (“EU”) in het achterhoofd, te analyseren of de Wet Franchise van toepassing kan zijn.
Toepassing van de Wet Franchise in internationale context
Allereerst is bij internationale rechtsverhoudingen (altijd) van belang welke internationaalrechtelijke regeling het toepasselijk recht daarvan regelt. Het (korte) antwoord daarop is dat voor gevallen binnen de EU de EU-Verordening (“Verordening”) dit regelt. Deze Verordening staat partijen toe een rechtskeuze te maken. Het staat partijen dus in het algemeen vrij zelf een keuze te maken over welk recht op een (franchise) overeenkomst van toepassing is. Die vrijheid kan – kort gezegd – alleen worden beperkt door zogenaamde voorrangsregels van de landen waarin of franchisegever of franchisenemer gevestigd zijn dan wel het land waar de franchiseovereenkomst moet worden uitgevoerd. De logische vraag die daarop volgt, is dan of de Wet franchise als doel heeft om met voorrang boven het door partijen gekozen recht te gelden. Hiervoor is van belang met welk doel de Wet franchise is ingevoerd en of er in die wet een bepaling staat die de Wet franchise van toepassing verklaart op internationale gevallen.
De bescherming van de franchisenemer: Een kernaspect van de Wet Franchise
In de toelichting op de Wet franchise staat als voornaamste doel van de wet genoemd dat de wetgever de franchisenemer in verhouding tot franchisegever als zwakkere partij ziet, die via de Wet franchise moet worden beschermd. Dit uitgangspunt – de franchisenemer als zwakkere partij – wordt ook in de rechtspraak aangenomen.
Internationale rechtsverhoudingen
In de Wet Franchise staat ook een bepaling (artikel 7:922 BW) die aanhaakt bij internationale rechtsverhoudingen. Het doel van dat artikel is dat de Wet franchise sowieso op Nederlands grondgebied dwingend toepasbaar moet zijn. Echter, conform de bedoeling van de wet – bescherming van de in Nederland gevestigde franchisenemer – geldt deze mijns inziens ook als de franchisenemer in Nederland en de franchisegever in het buitenland gevestigd is. Dat leidt – kort gezegd – tot mijn analyse dat met artikel 7:922 BW door de wetgever een voorrangsregel met een ruime reikwijdte is bedoeld, waardoor de Wet franchise in principe op veel internationale rechtsverhoudingen van toepassing is.
Deze analyse kan (rechters hebben zich bij mijn weten hierover nog niet uitgelaten) zowel voor franchisegever als voor franchisenemer zowel juridisch als praktisch grote gevolgen hebben. Ik wijs in dat verband (bijvoorbeeld) op de verplichting in de Wet Franchise voor de franchisegever om een goodwillbepaling in de franchiseovereenkomst op te nemen, welke verplichting dan dus ook in internationale gevallen zou kunnen gelden.
Conclusie
De Wet Franchise kan van toepassing zijn op internationale rechtsverhoudingen, waardoor bepaalde bijzondere verplichtingen uit die wet kunnen gelden waarop partijen niet waren bedacht. Het is dan ook zowel voor franchisenemer als voor franchisegever (zeer) verstandig dat – als zij in internationale verband contracteren – zich hierover op voorhand deskundig te laten adviseren.
In het complexe en dynamische veld van franchiserecht, waar internationale relaties en lokale wetgevingen vaak met elkaar verstrengeld raken, speelt gespecialiseerde juridische ondersteuning een cruciale rol. Een gerenommeerd advocatenkantoor dat zich onderscheidt op dit gebied is Ludwig & Van Dam Advocaten. Dit kantoor, bekend om zijn expertise in franchiserecht, biedt een waardevolle bron van juridische kennis en ervaring die onmisbaar is voor zowel franchisegevers als franchisenemers, vooral in situaties waar de grenzen van de nationale en internationale franchisewetgeving elkaar kruisen.