De verplichte hamburger: inkoopverplichting bij franchise

Een inkoopverplichting is gangbaar bij franchise in het algemeen, maar zeker bij food franchiseformules. Het kan ook een nuttige afspraak zijn, want via de inkoopverplichting kan de franchisegever direct invloed uitoefenen op de etenswaren die worden ingekocht door de franchisenemers. Dat komt de kwaliteitsbewaking over het algemeen ten goede.

De inkoopverplichting creëert dus verplichtingen voor de franchisenemer. Hij mag op grond van de gemaakte afspraken namelijk niet zomaar bij een andere leverancier zijn etenswaren inkopen. Anderzijds kan een inkoopverplichting ook verplichtingen creëren voor de franchisegever ongeacht of deze verplichtingen in de inkoopverplichting met zoveel woorden zijn benoemd. Tussen partijen in Nederland geldt immers niet alleen wat zij schriftelijk met elkaar afspreken, maar ook datgeen dat voortvloeit uit de redelijkheid en billijkheid.

Op grond van deze redelijkheid en billijkheid oordeelde bijvoorbeeld de rechtbank Rotterdam dat een franchisegever weliswaar een gerechtvaardigd belang kan hebben bij een inkoopverplichting, maar dat de franchisegever ‘ook de belangen van de franchisenemers  bij een marktconforme prijsstelling’ in het oog dient te houden. In deze zaak ging het erom dat franchisenemers van een kaas en delicatessen franchiseformule met hun franchisegever hadden afgesproken dat zij 90 procent van hun totale inkopen zouden doen bij de franchisegever. De franchisenemers meenden dat de franchisegever meer begaan was met haar eigen belangen (het realiseren van winst) dan de belangen van de franchisenemers (lage prijzen). De franchisenemers kochten mede om die reden in strijd met de inkoopverplichting in bij een andere partij. De rechter veroordeelde de franchisenemers wel tot nakoming van de inkoopverplichting, maar gaf de franchisegever wel voornoemde vingerwijzing mee die nog steeds actueel is.

Kortom, als de franchisegever en -nemer een inkoopverplichting afspreken dan is de franchisenemer in beginsel gehouden om aan die inkoopverplichting te voldoen. De franchisegever dient op haar beurt volgens de regels van de redelijkheid en billijkheid te (blijven) handelen jegens de franchisenemers. Of anders gezegd: de franchisegever dient de inkoopverplichting zo vorm te geven dat deze recht doet aan de franchiseovereenkomst, te weten een overeenkomst waarbij zowel de franchisegever als de franchisenemers profijt hebben. En dat is een verstandige route om te nemen door de franchisegever, omdat dit de kans op conflicten met haar franchisenemers kan beperken.

Jan-Willem Kolenbrander, De Clercq Advocaten Notarissen
Reacties: j.kolenbrander@declercq.com

Stel je vraag aan Jan-Willem Kolenbrander
CAPTCHA