Hoe beschermt de Wet franchise beginnende franchisenemers?

Het starten van een eigen onderneming is in vrijwel alle gevallen een besluit dat grote veranderingen met zich mee brengt. De startende ondernemer ziet zich geconfronteerd met grote onzekerheden en risico’s maar krijgt daarvoor een mogelijkheid om voordeel te behalen uit zijn eigen onderneming. De keuze om de onderneming te starten is een afweging tussen de voordelen en risico’s. Daarom is het van het grootste belang om over voldoende informatie te beschikken om deze afweging te kunnen maken. Alleen op basis van alle relevante informatie kan een verstandig ondernemer de juiste keuze maken. Hij, of zij, zal daarom zoveel mogelijk informatie moeten verzamelen om tot een weloverwogen beslissing te kunnen komen.

Voordat ondernemers besluiten om franchisenemer te worden van één van de formules die in Nederland actief zijn, moeten zij dezelfde grote beslissingen nemen. Zij zijn voor de benodigde informatie echter afhankelijk van de franchisegever. Alleen de franchisegever heeft immers de kennis over de wijze waarop een onderneming binnen haar formule geëxploiteerd kan worden. Deze kennisachterstand voor de franchisenemer is kenmerkend voor franchise en vormt al sinds jaar en dag een bron van geschillen.

Het is deze kennisachterstand en afhankelijke positie van de franchisenemer die voor de wetgever mede aanleiding is geweest om door middel van wetgeving de ongelijkwaardige verhoudingen te herstellen. Om die reden is de Wet franchise geïntroduceerd. Met ingang van 1 januari 2021, met een overgangstermijn van twee jaar voor een aantal specifieke bepalingen, is deze Wet franchise van kracht voor alle in Nederland gevestigde franchisenemers.

De Wet franchise stelt hele specifieke eisen aan de door de franchisegever verplicht met de beoogde franchisenemer te delen informatie. Artikel 7:913 Burgerlijk Wetboek benoemt expliciet welke informatie aan de beoogde franchisenemer verstrekt moet worden. De wetgever is er daarbij helaas niet in geslaagd om een helder leesbaar lijstje op te stellen. Volgens artikel 7:913 moet de franchisegever tijdig aan de beoogd franchisenemer verstrekken:

a. het ontwerp van de franchiseovereenkomst, inclusief bijlagen;

b. een weergave van inhoud en strekking van voorschriften betreffende door de franchisenemer te betalen vergoedingen, opslagen of andere financiële bijdragen of betreffende de van hem verlangde investeringen;

c. informatie over:

1°. de wijze waarop en de frequentie waarmee het overleg tussen de franchisegever en de franchisenemers plaatsvindt, alsmede, indien aanwezig, de contactgegevens van het vertegenwoordigende orgaan van de franchisenemers;

2°. de mate waarin en de wijze waarop de franchisegever, al dan niet via een afgeleide formule, in concurrentie kan treden met de franchisenemer; en

3°. de mate waarin, de frequentie waarmee en de wijze waarop de franchisenemer kennis kan nemen van omzetgerelateerde gegevens die de franchisenemer betreffen of voor zijn bedrijfsvoering van belang zijn.

Naast deze specifiek benoemde informatie heeft de wetgever nog een afsluitende bepaling aan dit artikel toegevoegd. In lid 4 is namelijk bepaald dat daarnaast: “De franchisegever verstrekt aan de beoogd franchisenemer alle overige informatie waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.”

Met behulp van dit vangnet zal de franchisegever alle beschikbare informatie moeten delen met de beoogd franchisenemer. Door sommigen wordt in deze bepaling de verplichting gelezen om de franchisenemer een prognose over de toekomstige exploitatie te geven. Of de soep daadwerkelijk zo heet gegeten wordt voert te ver voor dit artikel maar in ieder geval staat vast dat de franchisegever geen informatie meer kan achterhouden zonder in strijd met de wet te handelen.

Al deze informatie moet voorafgaand aan het ondertekenen van de franchiseovereenkomst verstrekt worden. Binnen een termijn van vier weken na het delen van de verplichte informatie mag de franchisenemer niet onder druk gezet worden om de franchiseovereenkomst of een andere daaraan verbonden overeenkomst te ondertekenen. De bedoeling hiervan is dat de franchisenemer in alle rust zijn afweging kan maken. De franchisenemer is volgens dezelfde Wet franchise verplicht om binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid zelf maatregelen te treffen om te voorkomen dat hij onder de invloed van onjuiste veronderstellingen de franchiseovereenkomst sluit. De gedeelde informatie moet daarmee dus voldoende zijn om de franchisenemer in staat te stellen een juiste afweging te maken en de franchisenemer moet zich daarbij ook voldoende laten adviseren of zelf onderzoek doen om te voorkomen dat hij een onjuiste afweging maakt.

Doordat de Wet franchise expliciet benoemt dat de franchisenemer tijdig en behoorlijk geïnformeerd moet worden heeft de wetgever de kennisachterstand in ieder geval gedeeltelijk ongedaan gemaakt. De franchisenemer kan met de Wet franchise in de hand beoordelen of hij alle informatie die nodig is voor het maken van een weloverwogen beslissing heeft ontvangen. Als er informatie mist heeft hij tegelijkertijd een middel om op te treden tegen de franchisegever. Hiermee wordt geprobeerd de ongelijkwaardige verhouding tussen franchisegever en beoogd franchisenemer recht te trekken.

Mr. Theunis Meijer

Ludwig & Van Dam franchise advocaten is een geheel in franchise- en andere samenwerkingsverbanden gespecialiseerd advocatenkantoor en marktleider sinds 1996 in zijn soort in Nederland.