Transparante verdienmodellen

Wat is franchise? Een distributiemodel voor de afzet van goederen en/of diensten of zuivere dienstverlening? Wat is fee? Een afgesproken vergoeding voor dienstverlening of ook datgene wat de franchisegever verdient op de doorverkoop van die goederen en/of diensten aan de franchisenemer? 

Over het antwoord op deze vragen wordt soms strijd geleverd tussen franchisegever en franchisenemer(s). Men vertrouwt elkaar niet en de controle is soms niet of gebrekkig ingericht. Albert Heijn franchisenemers strijden al jaren over de onverdeelde marge. Franchisenemers van Olympia en Happy Nurse betoogden met succes dat naast de overeengekomen fee niet mocht worden verdiend op opslagen in de kostprijs van uitzendkrachten. 

Onder de huidige wetgeving is het niet verboden te verdienen op verplichte afname, tenzij daar contractueel andere afspraken over zijn gemaakt of geen rekening behoefde te worden gehouden met verborgen en/of excessieve opslagen. Veelal ontbreekt in de franchiseovereenkomst een bepaling waarbij partijen afspreken of en tot hoever die verdiensten onderdeel zijn van het afgesproken verdienmodel. Na verloop van tijd wordt het dan als onredelijk ervaren dat de franchisegever zichzelf een groter deel van de koek is gaan toebedelen. De franchisegever ziet die inkomsten dan vaak als noodzakelijk voor vergoeding van de uitgebreide dienstverlening. Franchisenemers reageren door meer vreemd in te kopen. Waar ligt de grens? 

Het is daarom niet opmerkelijk dat bij die formules waar de ketenopbrengst afneemt, gebrek aan inzicht wantrouwen voedt. Het zogenoemde “bruto-verdienmodel” staat daarmee onder druk. Het voorontwerp Franchisewet doet er een schepje bovenop door te stellen dat een afnameverplichting slechts geldig is als er in het handelsverkeer gebruikelijke voorwaarden gelden. Laat die regel een bruto-verdienmodel nog toe en zo ja onder welke voorwaarden? Die franchisegevers die hun verdienmodellen nu baseren op de groothandelsmarges dienen het exclusief afnamebeding onder de loep te nemen en eventueel aan te passen of zich beraden op een “netto-verdienmodel”. In die laatstgenoemde variant worden de goederen en/of diensten één op één, althans zonder winstopslag, geleverd met slechts een (forfaitaire) opslag voor, risico, logistiek en distributie, al dan niet met een na-verrekening. De echte verdiensten van de franchisegever komen dan louter uit de overeengekomen fee. 

Een transparant-verdienmodel vergroot dus het vertrouwen van franchisenemers en franchisegever in elkaar. Een wellicht nog belangrijker voordeel is dat beide ketenpartners automatisch aan hetzelfde einde van het touw gaan trekken. Beiden krijgen namelijk ineens hetzelfde belang; centraal en dus zo goedkoop mogelijk inkopen en een zo hoog mogelijke ketenmarge realiseren tegen zo laag mogelijke kosten. 

Franchisegevers zullen zich moeten afvragen of zij met deze transitie willen wachten tot na invoering van een Franchisewet. Als het wetsvoorstel het op dit punt haalt, zullen bruto-verdienmodellen onder de loep worden genomen. Het dan nog wijzigen van het conditiestelsel vergt volgens datzelfde wetsvoorstel instemming van de franchisenemers. 
 

Lees meer over:
Jeroen Sterk Mr J. Sterk
Advocaat

Ludwig & Van Dam franchise advocaten is een geheel in franchise- en andere samenwerkingsverbanden gespecialiseerd advocatenkantoor en marktleider sinds 1996 in zijn soort in Nederland.

Stel je vraag aan Mr J. Sterk
CAPTCHA