NFV: Het belang van een goede franchiselobby

Recent ontving de Nederlandse Franchise Vereniging een rapport over een actieplan voor de detailhandel (European Retail Action Plan = ERAP).

Doel van dit plan is onder andere om de toegang tot de interne markt te vergroten (ondernemer uit Nederland moet makkelijker en sneller actief kunnen zijn in andere Europese landen), kleine spelers meer kansen te geven ten opzichte van de grote spelers in hun markt en grote spelers te beletten van een eventuele machtspositie tegenover de kleinere spelers gebruik te maken. Op dergelijke plannen past natuurlijk een democratische legitimatie. Dat betekent dat allerlei belanghebbenden betrokken worden bij de ontwikkeling van die plannen dan wel hun zienswijze kunnen laten horen over die plannen. In dit verband heeft ook het ‘Committee in the Internal Market and Consumer Protection’ (EP/IMCO) een rapport uitgebracht. Dit ‘Committee’ staat onder leiding van Cornelis de Jong, namens de SP lid van het Europees Parlement. De Jong heeft met in totaal 17 partijen/personen van gedachten gewisseld over dit ‘Actieplan Detailhandel’. De selectie lijkt nogal willekeurig als je die 17 partijen bekijkt. Als je de uitkomsten van zijn conceptrapport bekijkt dan lijkt de selectie van meningen die in het rapport is opgenomen nog willekeuriger.

Dit rapport bevat namelijk een stuk tekst waarin de zorg wordt uitgesproken over de uitholling van de rechten van franchisenemers. Franchisegevers noch franchisenemers zijn echter door De Jong geconsulteerd. Niettemin durft De Jong uitspraken te doen (hopelijk uit onwetendheid) die rechtstreeks ingaan tegen de Groepsvrijstellingsverordening EC 330/2010 en het Pronuptia arrest van het Europees Hof. Daarin is expliciet vermeld/geregeld dat een franchisegever ter bescherming van zijn knowhow een zogenaamd post contractueel non concurrentiebeding mag opnemen in het franchisecontract voor de duur van één jaar en beperkt tot het vestigingspunt van de franchisenemer. De IMCO pleit nu onder leiding van De Jong zonder enige onderbouwing dat deze duidelijke juridische kaders maar moeten verdwijnen. Dat genoemde groepsvrijstellingsverordening niet alleen van toepassing is op franchiseformules maar ook op allerlei andere vormen van samenwerking tussen zelfstandige ondernemers, daar gaat hij gemakshalve aan voorbij. De wens van een kleine groep franchisenemers is belangrijker dan de bescherming van de knowhow van de meer dan 13.000 franchiseformules die actief zijn in de Europese Gemeenschap. De beoogde uitholling van deze knowhow brengt het voortbestaan van deze formules en de daarbij aangesloten 530.000 franchisenemers in gevaar. Zowel de Nederlandse Franchise Vereniging als de Europese Franchise Federatie heeft inmiddels duidelijk stelling genomen tegen de betreffende paragrafen in het rapport van De Jong. Dit mooie voorbeeld toont maar weer eens aan hoe belangrijk het is alle ontwikkelingen tot regelgeving in de EU te monitoren.

+

Lees meer over:
Franchise+ Franchiseplus
Redactie