Juridische valkuilen voor starters

Hoewel een goede voorbereiding als vanzelfsprekend voorwaardenscheppend is voor een goede start, dient een starter zich te allen tijde te realiseren, dat het zelfstandig ondernemerschap inhoudt, dat hij ook ondernemersrisico loopt.

Een startende franchisenemer moet weten, dat zijn eventuele mislukkingen niet per definitie af te wentelen zijn op de franchiseorganisatie, louter en alleen vanwege het feit dat er een franchiserelatie is met vele verplichtingen aan de zijde van de franchisenemer. Zonder uitputtend te zijn en in willekeurige volgorde worden vele mislukkingen van starters veroorzaakt doordat men zich onvoldoende realiseert wat de consequenties van het zelfstandig ondernemerschap zijn (lees: onzekerheid van het inkomen in relatie tot de vaste lasten). Ook het beschikken over onvoldoende financiële middelen bij de start kan een oorzaak zijn van het mislukken van de franchisenemer.

Daarnaast komt het voor dat men te gretig is en daardoor te snel afgaat op de informatie van de franchiseorganisatie. Een andere oorzaak voor het mislukken van een franchisenemer is het feit dat hij onvoldoende onderzoek heeft laten verrichten of in onvoldoende mate adviseurs heeft geraadpleegd. Hierna volgen enkele onderwerpen die van belang zijn voor de oordeelsvorming van een startende franchisenemer.

1. Geschiktheid

Een ieder die overweegt franchisenemer te worden dient bij zichzelf te rade te gaan of hij wel geschikt is om niet alleen als zelfstandig ondernemer maar ook als franchisenemer een onderneming te exploiteren. Zoals hiervoor al aangestipt, dient de starter zich af te vragen of hij de onzekerheid van het verwerven van inkomen wel aankan en of zijn directe omgeving ook in staat is met die onzekerheid te leven.

Voorts dient de startende franchisenemer zich af te vragen of hij wel voldoende financiële armslag heeft om het eerste jaar van zijn franchisenemerschap op te vangen. Ook dient de startende franchisenemer zich af te vragen of zijn karakter wel toelaat dat hij met anderen kan samenwerken. Op zich zou het aan te bevelen zijn dat een startende franchisenemer zich hierop laat testen. Bespreek dat in ieder geval met de franchiseorganisatie. Al deze aspecten dienen vooraf op hun waarde ingeschat te worden. Als er twijfel is, zowel bij de startende franchisenemer als bij de franchiseorganisatie, moeten partijen niet met elkaar in zee gaan.

2. Gretigheid

De reputatie van een franchiseorganisatie behoeft niet altijd garant te staan voor een goede en evenwichtige samenwerking. Informatie over de franchiseorganisatie is van eminent belang om te kunnen beoordelen of het aangaan van een franchiseovereenkomst met de betreffende franchiseorganisatie een verantwoorde keuze is. Voor zover de organisatie deze informatie niet zelf verstrekt, dient de starter onder meer te vragen naar de omzetontwikkelingen van de laatste jaren, de vermogenspositie van de franchiseorganisatie, het aantal franchisenemers en het verloop daarvan. Daarnaast dient de vraag gesteld te worden waarom de franchisenemers hun contract al dan niet tussentijds, hebben beëindigd. Is dat het gevolg van een faillissement of vanwege onoverbrugbare verschillen van inzicht? Zijn er veel geschillen aanhangig of zijn er veel rechtszaken geweest met franchisenemers?

Ook is het van belang te weten wat de middenlange en langere termijnplanning van de organisatie is. Voorts dient gevraagd te worden of het adressenbestand van de franchisenemers ter beschikking kan worden gesteld zodat een afspraak met één of meerdere franchisenemers gemaakt kan worden. Niet onbelangrijk is de vraag te stellen hoe groot de betrokkenheid is van de franchisenemers bij het reilen en zeilen van een franchiseorganisatie. Kortom, is er gestructureerd overleg en wat is de rol van de franchisenemers daarbij?

3. Intentieverklaring

Het is te doen gebruikelijk, dat in de precontractuele fase de kandidaat- franchisenemer met de franchiseorganisatie een intentieverklaring sluit. Voor de kandidaatfranchisenemer is het van belang te onderzoeken welke (on)mogelijkheden er zijn om deze al dan niet halverwege het  nderhandelingstraject met de franchisegever te beëindigen. Staat er bijvoorbeeld in de intentieverklaring naast een  geheimhoudingsbeding een concurrentiebeding? Zijn er kosten verbonden aan het beëindigen van de onderhandelingen? Ook is van belang, dat de kandidaatfranchisenemer weet of er een vestigingsplaatsonderzoek voorhanden is. Als dat onderzoek er nog niet is, dient de kandidaat af te spreken wie dat onderzoek laat verrichten en voor wiens verantwoordelijkheid het opstellen van de prognose komt. De kandidaat-franchisenemer doet er goed aan zich in dit traject te laten bijstaan door ter zake kundige mensen zoals een accountant, een adviseur en/of een jurist. Een slecht of geen vestigingsplaatsonderzoek gecombineerd met een prognose die niet realistisch is, leidt in alle gevallen tot geschillen tussen partijen. Het is dus zaak vooraf duidelijkheid te scheppen wie voor welk(e) (deel van de) informatie verantwoordelijk is, welke informatie de grondslag vormt voor het opstellen van een vestigingsplaatsonderzoek en een prognose en wie daarvoor opdrachtgever wordt. Daarnaast is van belang, dat de kandidaatfranchisenemer laat onderzoeken of de door de franchisegever vastgestelde regio wel dusdanig is, dat hij een renderende exploitatie van zijn franchiseonderneming kan krijgen. De kandidaat-franchisenemer doet er goed aan zich hierbij te laten adviseren door een ter zake kundig adviseur. De kandidaat-franchisenemer moet zich in de precontractuele fase tevens afvragen of de vergoeding die hij voor het exploiteren van de formule moet betalen, wel in verhouding staat tot de verdiensten die hij zou kunnen genereren. Kortom, er moet sprake zijn van value for money.

4. Franchiseovereenkomst en -handboek

Het spreekt voor zich dat de starter/ kandidaat-franchisenemer, voordat hij de franchiseovereenkomst ondertekent, deze tijdig kan bestuderen. Hij dient tevens tijdig het handboek in te zien. Een kandidaatfranchisenemer dient zich te realiseren, dat het handboek onlosmakelijk verbonden is aan de franchiseovereenkomst en dat het niet beschikbaar zijn van een handboek hem moet doen besluiten de franchiseovereenkomst niet te tekenen. 
Een franchiseovereenkomst wordt in de regel voor vijf jaar gesloten. De starter moet zich ervan vergewissen welke verplichtingen hij aangaat. Hoe staat het met de afnameverplichting van de diensten en goederen? Is dat honderd procent of minder? Hoe luidt het concurrentiebeding na beëindiging van de overeenkomst? Is het geoorloofd om gedurende de looptijd nevenwerkzaamheden - al dan niet betaald - te verrichten? Mag de onderneming tussentijds aan derden worden overgedragen en tegen welke voorwaarden? Wordt het vestigingspunt van de franchisegever gehuurd of is de starter vrij om zelf de huurrechten te verwerven?

De starter dient zich te realiseren, dat hij met de door hem gekozen franchiseorganisatie een langdurige verbintenis aangaat van ten minste vijf jaar, welke verbintenis niet zonder meer kan worden beëindigd. Veel franchiseorganisaties hebben terecht allerlei beschermingsclausules in hun overeenkomst opgenomen om hun knowhow en reputatie te beschermen, te borgen dat de franchiseformule uniform wordt toegepast en te bewaken dat de vestigingspunten zoveel mogelijk voor de organisatie behouden worden. Dit betekent dat de vrijheid van de starter om na beëindiging van de franchiseovereenkomst voor zichzelf te beginnen of zich aan te sluiten bij een andere organisatie, beperkt is. De starter doet er dan ook goed aan om de implicaties van de hiervoor geschetste verplichtingen te onderkennen. Laat de starter zich vooral daarin adviseren door ter zake kundige adviseurs.