De kracht van franchise 

In dit nummer van Franchise+ is het thema ‘de kracht van franchise’. Eerder merkte ik in dit tijdschrift al op dat de coronacrisis een heftige aangelegenheid was voor veel franchiseformules, maar dat het voor franchisegevers ook hun finest hour zou kunnen zijn. De huidige situatie stelt franchisegevers immers – wellicht meer dan ooit – in staat om duidelijk te maken waar de meerwaarde van hun formule nu precies zit. En wat de meerwaarde is om als ondernemer aangesloten te zijn (en blijven) bij deze formule. De kracht van franchise zit er immers in dat ondernemers op een relatief veilige wijze kunnen ondernemen, omdat zij niet zelf ‘het wiel’ hoeven uit te vinden, maar instappen in een uitvoerig beproefd en getest business-concept.

Cruciaal om die kracht optimaal te kunnen benutten is dat het verwachtingspatroon van de franchisenemer zoveel mogelijk aansluit op de daadwerkelijk te verstrekken tegenprestaties van de franchisegever. Overtreft de franchisegever dat verwachtingspatroon dan is er uiteraard weinig aan de hand, want de franchisenemer krijgt meer dan hij verwachtte. Mocht het verwachtingspatroon echter (veel) hoger liggen dan de daadwerkelijke tegenprestaties – hetzij omdat de franchisenemer onrealistische ideeën heeft, dan wel omdat de franchisegever de zaken te veel heeft ‘aangedikt’ in het wervingstraject – dan ontstaat er wrevel. En dat belet een optimale franchise die in haar kracht staat.

In de Wet Franchise is een uitgebreide precontractuele informatieverplichting opgenomen voor franchisegevers. Ook krijgen kandidaat-franchisenemers een precontractuele onderzoeksplicht om binnen redelijke grenzen de nodige maatregelen te treffen om te voorkomen dat zij onder een onjuiste (lees: onrealistische) voorstelling van zaken de franchiseovereenkomst sluiten. Beiden lijken methoden om te voorkomen dat er een onoverbrugbare kloof ontstaat tussen het verwachtingspatroon en het geleverde. Waarmee voornoemde wrevel kan worden voorkomen. 

En mochten franchisenemers desalniettemin hun bedenkingen hebben over de meerwaarde die een formule hen biedt, dan dienen zij daarover uiteraard aan de bel te trekken bij de franchisegever. De Wet Franchise biedt franchisenemers in dat kader ook een hulpmiddel. Op grond van die wet dient de franchisegever immers jaarlijks de franchisenemers te informeren of de door hun betaalde bijdragen de kosten en investeringen dekt die de franchisegever met die bijdragen heeft beoogd te dekken. Daarmee krijgen franchisenemers een instrument in handen om financieel te beoordelen of de geïncasseerde franchise fees en de door de franchisegever verstrekte tegenprestaties met elkaar in verhouding staan. 

Mocht dat niet het geval zijn, dan is dat uiteraard een uitgelezen moment om daarover met elkaar in gesprek te gaan. En om toe te kunnen werken naar een situatie dat zowel de franchisegever als de franchisenemers profijt hebben van de franchiseovereenkomst. Dat is de kracht van franchise!

Mr. Jan-Willem Kolenbrander
De Clercq Advocaten ∙ Notariaat

Stel je vraag aan Jan-Willem Kolenbrander
CAPTCHA