Kamp pakt door met NFC

In de vorige column die ik schreef voor dit blad, besprak ik de toen splinternieuwe Nederlandse Franchise Code (NFC). Ik schreef dat het mooi zou zijn als de NFC er in elk geval toe leidt dat franchisenemers beter voorbereid en ingelicht een franchiseovereenkomst ondertekenen. Inmiddels is het ruim negen maanden geleden dat de NFC in de franchisewereld werd geïntroduceerd. Voordat de NFC in wettelijke regels zou worden vastgelegd, wilde minister Kamp afwachten of de NFC voldoende effect zou sorteren. Kamp liet er geen onduidelijkheid over bestaan dat hij voornemens was over te gaan tot wetgeving als de code niet spontaan zou worden nagevolgd. Een werkelijke wettelijke verankering leek toen nog ver weg.

Tot een paar weken geleden. Op woensdag 12 oktober jongstleden liet minister Kamp weten dat de code alleen niet genoeg is voor een sterke franchisesector en dat hij zal komen met een voorstel voor een ‘wettelijk haakje’. Via een wijziging van het Burgerlijk Wetboek wil de minister ervoor zorgen dat de code het uitgangspunt wordt bij contracten tussen franchisenemers en franchisegevers. De minister heeft toegezegd nog voor de verkiezingen van 15 maart 2016 met een wetsvoorstel te komen. Dat is ambitieus en geenszins afwachtend.

Daar is echter nog niet zoveel mee gezegd: het wetsvoorstel moet worden behandeld in de Tweede en Eerste Kamer, wat maanden kan duren – zeker in en na verkiezingstijd. Bovendien bestaat er veel weerstand tegen de huidige vorm van de code, in het bijzonder van franchisegevers, waarbij het voornaamste commentaar is dat de minister zich mengt in de contractsvrijheid van partijen, dat de NFC niet toepasbaar is op de grote verscheidenheid aan franchiseformules en geenszins leidt tot duidelijke en door de branche gedragen regels. 

De vraag is hoe dat wettelijke haakje er dan straks uit moet zien? Uitgangspunt van de NFC is ‘pas toe of leg uit’, maar met een dergelijk principe zal wetgeving in de praktijk niet werken, althans het geeft franchisegevers een eenvoudige escape. Het zou mijns inziens te ver gaan als een dergelijke afwijking ook weer rechterlijk zou worden getoetst. Een integrale implementatie van de NFC is ook geenszins werkbaar, nu deze mijns inziens te gedetailleerd is en de bestaande kritiek (dat de NFC niet geschikt is voor de verscheidenheid aan formules) zeer terecht is. De insteek van ‘wettelijke verankering’ door middel van een afgeslankte vorm van de code (zoals de Europese Erecode voor Franchising) lijkt dan eerder op zijn plaats, maar dat lijkt niet direct de bedoeling van de minister.

Kortom, nu minister Kamp heeft geconstateerd dat zelfregulering niet tot het gewenste effect leidt, staat hij voor de niet eenvoudige opgave om met een inhoudelijk wetsvoorstel te komen en wel op zeer korte termijn. Ik vermoed dat die wetgeving er in enige vorm uiteindelijk wel zal komen, maar dat het nog veel pennen in beweging zal zetten. Het lijkt mij verstandig dat minister Kamp met name een focus legt op de informatieverplichting van franchisegevers voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst en zo min mogelijk inhoudelijke kwesties probeert te regelen. Een dergelijk systeem kennen we in diverse Europese jurisdicties en heeft een duidelijke toegevoegde waarde. Een alternatieve wijze van geschillen (zoals een geschillencommissie) lijkt me van weinig toegevoegde waarde. Het is weliswaar nobel om te streven naar een vermindering, voorkoming of oplossing van geschillen via wetgeving, maar in algemene zin is het mijns inziens een utopie om te denken dat een wettelijk verankerde NFC daartoe bijdraagt. Het zal er hooguit toe leiden dat de franchisenemer (wat) vaker gelijk krijgt.

Pieter van den Oord
La Gro Advocaten

Pieter van den Oord