Febo blijft bij de kern

De snacks van Febo bestaan dit jaar zeventig jaar. In deze periode volgden verschillende generaties De Borst elkaar op en werd met de franchiseformule landelijke dekking bereikt. Het bedrijf groeide gestaag naar een bekendheid die zich inmiddels over de wereld uitstrekt. Toch is in al die jaren aan de essentie van de onderneming niets veranderd. De dagverse snacks worden nog altijd zelfgemaakt in bakermat Amsterdam en verkocht op A1-locaties in Nederland.  “Opa heeft iets heel moois bedacht.”

Op 11 augustus 1941 deponeerde Johan Izaäk de Borst de inschrijving van Maison Febo bij de Kamer van Koophandel in Amsterdam. De jonge ondernemer uit Boskoop die niet verder wilde in de pioenrozenkwekerij van zijn ouders, had het vak van banketbakker geleerd bij een bakkerij aan de Ferdinand Bolstraat. Daar maakte hij al hartigheden zoals ragout en saucijzen.

Niet het brood en banket, maar de snack werd de rode draad in zijn eigen bakkerij. Toch duurde het tot rond 1950 voordat hij het product ging maken waar zijn bedrijf later beroemd mee zou worden: de Febo-kroket. Tien jaar later volgde de introductie van de automatiek in het bedrijf, die een volgende stap naar latere successen zou betekenen.

“Opa heeft iets heel moois bedacht. De snack is nog steeds alles in ons bedrijf”, vertelt de huidige directeur, Dennis de Borst in het nieuwe hoofdkantoor aan de rand van Amsterdam. Ook wordt alles nog altijd in eigen beheer gedaan, van de productie van de dagverse snacks tot de logistiek. “Dat maakt Febo uniek. We hebben niet alleen een eigen concept, maar ook een eigen product, een eigen fabriek en een eigen logistiek. En we zijn daarbij nog een volledig familiebedrijf. Mijn vader, moeder, vrouw, zwager, zus, neef en oom zijn allemaal werkzaam in het bedrijf. In alle geledingen kom je ze tegen.”

Niet alleen de band tussen familie en bedrijf is hecht, ook de overige medewerkers voelen zich sterk met Febo verbonden. Dit blijkt wel uit het lage verloop onder het personeel. Zo volgde de huidige productiechef na 28 dienstjaren recent een collega op die na 42 jaar Febo met pensioen ging.    

Ontwikkeltuin

Febo gaat bewust door op de vertrouwde weg, maar wel in een moderne outfit. “Ook qua smaakbeleving willen we aansluiten bij de tand des tijds”, stelt franchisemanager Rob Hogervorst. En dus zitten er naast de klassiekers ook het vitaaltje voor vegetariërs en seizoenssnacks zoals de tzatzikiburger en de tropicalburger in het assortiment.

Alle producten zijn niet gemaakt om in te vriezen. “Kwaliteit verloochent zichzelf niet. Recept is recept en dagvers is dagvers. We zeggen dus ook ‘nee’ tegen export, hoewel er vraag is vanuit de hele wereld. Nederland is nog groot genoeg. Er zijn nog voldoende plaatsen waar we kunnen landen.”

Dan denkt hij aan grote steden als Eindhoven, Breda, Den Haag, Rotterdam en Utrecht maar ook aan middelgrote plaatsen met minstens 45.000 inwoners in Limburg, Noord Brabant, Groningen en Drenthe. Als het maar een A1-locatie met ‘high traffic’ betreft. 

Het doel is om in het jaar van het 70-jarig bestaan de zeventigste vestiging te openen. Dan zal er wat harder gegroeid moeten worden dan vorig jaar toen alleen in Hoofddorp een zaak werd geopend. Hogervorst: “We willen wel trouw aan onze kern blijven. We gaan alleen in zee met een ondernemer en een locatie die geschikt zijn. Anders hebben we maar een wat mindere groei. Wij groeien door op kwaliteit, niet op kwantiteit.”

Van die bijna zeventig vestigingen is zo’n negentig procent franchise. Eind zeventiger jaren kregen bedrijfsleiders de mogelijkheid ondernemer te worden. Met het franchiseconcept groeide Febo door.

De tien procent eigen vestigingen zullen gehandhaafd blijven vanwege een strategisch doel. “Deze zaken dienen als ontwikkeltuin. We kunnen er nieuwe producten, smaken, hardware, werkmethoden, een nieuwe huisstijl en aanpassingen aan wettelijke richtlijnen testen voordat we het landelijk bij de franchisenemers uitrollen. We willen ondernemers niet lastig vallen met probeersels die later misschien teruggedraaid moeten worden.” Dennis de Borst: “Daarnaast houd je daarmee een goede feeling met wat er echt op de winkelvloer gebeurt.”

Febomaat

De buitenlandse markt blijft dus verstoken van de grillburgers en kalfskroketten van Febo, maar kan sinds kort wel een ander product afnemen. “Afgelopen  jaar hebben we onze eigen automaten ontwikkeld en geproduceerd. Volledig in eigen beheer.” De automaten zijn er in twee versies. De Febomaat is op maat gemaakt voor de eigen vestigingen en de Snack-o-matic is een basismachine die aan branchegenoten verkocht wordt in binnen- en buitenland.

Deze ontwikkeling levert ook de franchisenemers voordelen op, legt Hogervorst uit. Want de Febomaat, met onder meer led-verlichting in verschillende kleuren, is ‘superzuinig in energieverbruik’ en wordt gekoppeld aan het kassasysteem. “Zo weet je constant wat er in de automatiek verkocht wordt en kun je die informatie meenemen in de managementinfo.”

Ter gelegenheid van het jubileum is in september een boek over Febo verschenen. De eerste oplage is bedoeld voor een selecte groep betrokkenen. Mocht de vraag groot blijken, dan komt het boek wellicht beschikbaar voor de consument. Er zijn foto’s, geschiedschrijving en bijdragen van werknemers, franchisenemers en leveranciers in te vinden. Het voorwoord in het jubileumboek is van Johan Cruijff, ook al ‘een Febofanaat’.

Wim Blom, de langstzittende: “Geen diepvries en geen geknoei”

Wim Blom (72) mag zich de langstzittende franchisenemer van Febo noemen. Tussen 1976 en 1993 runde hij een vestiging aan de Albert Cuypstraat in Amsterdam. Sindsdien heeft hij een vestiging iets verderop in dezelfde buurt, in de Ferdinand Bolstraat. Hij is nog dagelijks actief in de zaak en weet ook dat het na zijn pensioen niet is afgelopen. Zijn twee dochters zullen het bedrijf voortzetten. In de Febo-traditie is deze vestiging een echt familiebedrijf want ook zijn vrouw springt regelmatig bij en zijn kleinkinderen komen helpen in hun vakanties.

Hij heeft in die 35 jaar ‘alle veranderingen meegemaakt’. “Maar er is nooit getornd aan de kwaliteit. We zijn altijd bij de Hollandse koe gebleven. Geen diepvries en geen geknoei. Bij Febo vaart men een eigen koers en kijkt niet naar wat anderen doen.”

Het speciaaltje is één van zijn best lopende producten. “Dat is gekruid gehakt met uitjes, een bijzonder goed artikel. Dat eet ik nog dagelijks.” 

Met de bouwput van de Noord/Zuidlijn voor zijn deur sinds mei 2002, maakt hij een moeilijke tijd door die nog duurt tot 2018. Tijdens de jaarlijkse Febo van het jaar verkiezing staat hij toch steevast in de top drie. “We blijven bij de tijd en dagdromen niet, maar aan de werkwijze hebben we in 35 jaar nooit iets veranderd. En dan blijkt dat we het al die jaren goed hebben gedaan.”

Jan van Boven, de eerste: “Verslaafd aan onze Febo”

Toen Jan van Boven na een avontuur van negen jaar in Spanje terugkeerde naar Amsterdam zocht hij een inkomen. Dit zie ik wel zitten, dacht hij tijdens een bezoek aan een vestiging van Febo. Hij sprak eigenaar Johan Izaäk de Borst er persoonlijk over en de twee kwamen snel tot een deal. Van Boven kon de zaak aan de Amsteldijk overnemen. Zo begon in 1975 de franchiseformule van het snackbedrijf.

Tussen 1990 en 1999 was hij er tussenuit, maar sindsdien zit hij weer op zijn vertrouwde stek. De 88-jarige wil nog van geen wijken weten. “In Spanje heb ik veel gepensioneerde Nederlanders ontmoet die niet wisten wat ze met hun vrije tijd aan moesten en mij om werk kwamen vragen. Voor je gezondheid kun je beter in beweging blijven. Daarom blijf ik  werken zolang ik kan. Zeven dagen in de week van 10.30 tot 23.00 uur. Alleen met de kerst gaan we tien dagen met vakantie. En dan willen we na een week al weer terug. Zo verslaafd zijn we aan onze Febo.”

De andere helft van ‘we’ is zijn vrouw, die aanzienlijk jonger is. “Daarom is zij nu de opperbevelhebber.” Samen hebben ze veel gereisd en overal werden ze geconfronteerd met de naamsbekendheid van Febo. “In Nigeria wilde de Nederlandse ambassade 700 kalfskroketten bestellen voor een feestje en in Indonesië vertelde een oud vrouwtje dat ze in Nederland altijd naar de Febo ging.”