Let op! Eisen aan het non-concurrentiebeding onder de nieuwe Wet Franchise per 1 januari aanstaande

Als het goed is, hebt u het al op het netvlies: Vanaf 1 januari 2023 moeten ook franchiseovereenkomsten die zijn gesloten vóór 1 januari 2021 volledig voldoen aan de Wet franchise. In De eindsprint: pas nu uw franchiseovereenkomst aan! wezen we er al op dat het zeer verstandig is om in uw franchiseovereenkomst rekening te houden met het instemmingsvereiste. De franchiseovereenkomst moet daarnaast een goodwillbepaling bevatten die voldoet aan de wettelijke eisen en ook aan het postcontractueel non-concurrentiebeding voor franchisenemers stelt de wet eisen.

In dit artikel zoomen we kort in op de eisen die de Wet franchise stelt aan het non-concurrentiebeding. Wij nodigen u daarnaast uit om aan te sluiten bij onze rondetafelsessies op 1 september (voor franchisegevers) en 8 september (voor franchisenemers) a.s. waarin we met franchisenemers en -gevers in gesprek gaan over aanpassingen in de franchiseovereenkomst in verband met de nieuwe wet. 

Non-concurrentiebeding
Het kan ingrijpende gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van de gehele franchiseorganisatie als het ex-franchisenemers vrijstaat vergelijkbare formules te starten doordat het non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst te ruim geformuleerd en daardoor ongeldig is. Ex-franchisenemers kunnen in dat geval de kennis en ervaring die zij hebben opgedaan onder de franchiseovereenkomst vrijelijk gebruiken. Veel franchisenemers en -gevers zijn zich er niet van bewust dat het daarom van groot belang is om het non-concurrentiebeding goed te formuleren. In dit artikel leggen we uit aan welke eisen het non-concurrentiebeding moet voldoen. 

Een postcontractueel non-concurrentiebeding is een bepaling waarbij de franchisenemer wordt beperkt om na afloop van de franchiserelatie concurrerende activiteiten te ontplooien. Tot de nieuwe wet in werking trad stond het de franchisegever en franchisenemer vrij om daarover afspraken te maken. Dit had soms tot gevolg dat de non-concurrentieafspraken veel ruimer werden geformuleerd dan noodzakelijk was voor de bescherming van de knowhow van de franchiseformule. Een bepaling kon de franchisenemer bijvoorbeeld verbieden om een met de franchisegever vergelijkbare onderneming te starten in heel Europa gedurende tien jaar na afloop van de franchiseovereenkomst. Dit was nadelig voor de franchisenemer. Om die reden heeft de Wet Franchise voorwaarden geformuleerd waaraan het non-concurrentiebeding moet voldoen. 

Voorwaarden in de Wet Franchise
De Wet franchise stelt grenzen aan de reikwijdte en duur van het non-concurrentiebeding. Binnen het kader van de Wet Franchise geldt contractvrijheid voor de concrete uitwerking van de afspraken tussen partijen.

Ten eerste is het niet voldoende om mondelinge afspraken te maken. Het non-concurrentiebeding moet schriftelijk overeengekomen worden zodat partijen precies weten waar zij aan toe zijn na het einde van de franchiseovereenkomst. 

Daarnaast moet het beding beperkt zijn tot het verrichten van activiteiten die concurreren met de activiteiten die de (ex-)franchisenemer verrichtte onder de franchiseovereenkomst. Het mag een franchisenemer die hypotheekadviseur is, niet verboden worden om als pensioenadviseur werkzaam te zijn als de franchiseovereenkomst niets met pensioenadvisering van doen had. 

De derde voorwaarde die de Wet Franchise stelt is dat het beding onmisbaar moet zijn voor bescherming van de knowhow van de franchisegever. Onder knowhow wordt onder meer verstaan het franchiseconcept en de praktische informatie die voortkomt uit kennis en ervaring van de franchisegever. Deze kennis kan opgeschreven zijn in het handboek, maar onder knowhow valt ook een bepaalde manier van zakendoen of inrichten van bedrijfsprocessen. Als de franchisegever slechts een beperkte rol speelt in de franchiserelatie en weinig knowhow overdraagt, ontbreekt volgens de wetgever het belang om deze knowhow te beschermen door middel van een non-concurrentiebeding en kan de franchisegever daarop geen beroep doen.

De duur van het non-concurrentiebeding moet beperkt zijn tot één jaar na de beëindiging van de franchiseovereenkomst. Na dat jaar is de franchisenemer vrij om te gaan en te staan waar hij wil. 

De laatste voorwaarde die de Wet Franchise aan het non-concurrentiebeding stelt is dat niet mag worden afgesproken dat de franchisenemer geen onderneming mag exploiteren in een groter gebied dan het gebied waarbinnen hij de franchiseformule exploiteerde. Als in de franchiseovereenkomst een exclusiviteitsgebied is afgesproken, kan het non-concurrentiebeding voor dat gebied gelden. Als de franchisenemer geen exclusief gebied heeft, zal het lastig zijn het gebied waar geen activiteiten mogen worden ontplooid, te definiëren.

Overtreding non-concurrentiebeding
In de franchiseovereenkomst wordt veelal afgesproken dat de franchisenemer een boete verschuldigd is als het non-concurrentiebeding niet wordt nageleefd. Als een franchisegever zo’n boete wil incasseren en de ex-franchisenemer daartegen opkomt, is het aan de franchisegever om aan te tonen dat het non-concurrentiebeding aan alle voorwaarden voldoet. Voor een franchisegever is het dus zaak ervoor te zorgen dat het non-concurrentiebeding aan alle eisen van de wet voldoet. 

Rondetafelsessies!
Wij sparren met plezier met u over de impact van deze wet tijdens onze rondetafelsessies op 1 en 8 september 2022, en helpen u graag verder met het in overeenstemming brengen van de franchiseovereenkomst met de Wet franchise. De rondetafelsessie op 1 september is bedoeld voor franchisegevers, die op 8 september voor franchisenemers. Als u interesse heeft in het bijwonen van de rondetafelsessies, stuur ons dan een e-mail:
dirk.vandenberg@actlegal-fort.com 
en simone.tenwolde@actlegal-fort.com. 

act Fort Advocaten (“act FORT”) is een advocatenkantoor gespecialiseerd in vastgoedrecht en ondernemingsrecht met een leidende positie in de retail, vastgoed en hotels & leisure branche.

 

Stel je vraag aan Simone ten Wolde